Reading Online Novel

Evermore(65)



Met mijn andere hand wil ik mijn mobieltje pakken om het alarmnummer te bellen. Dan komt Damen van achteren op mij af, grist de telefoon uit mijn handen en zegt: ‘Ik hoopte zo dat ik dit niet zou hoeven doen.’





Vierentwintig



Als ik weer wakker word, lig ik in bed. Sabine staat over me heen gebogen. Ik zie de uitdrukking van opluchting op haar gezicht, maar ook de bezorgde wirwar van gedachten die ze probeert te verbergen.

‘Hé,’ zegt ze glimlachend en hoofdschuddend. ‘Je hebt volgens mij een druk weekend achter de rug?’

Ik tuur door mijn wimpers eerst naar Sabine, dan naar de klok. Met een ruk kom ik overeind als doordringt hoe laat het is.

‘Voel je je wel goed?’ Ze loopt achter me aan. ‘Je was al diep in slaap toen ik gisteravond thuiskwam. Je bent toch niet ziek?’

Ik loop naar de douche en weet niet wat ik moet zeggen. Ik voel me niet ziek, maar ik heb geen idee waarom ik zo lang en zo diep heb geslapen.

‘Is er iets wat ik moet weten? Moet je me iets vertellen, soms?’ vraagt ze bij de deur.

Ik sluit mijn ogen en denk terug aan het weekend: het strand, Evangeline, Damen die hier bleef slapen en een heerlijk diner voor me maakte en het ontbijt de volgende ochtend. ‘Nee, er is niets bijzonders,’ zeg ik uiteindelijk.

‘Je moet wel opschieten als je nog op tijd op school wilt zijn. Weet je zeker dat alles in orde is?’

‘Ja.’ Het moet helder, ondubbelzinnig en zelfverzekerd klinken, zonder enige aarzeling. Maar terwijl ik de kraan opendraai en onder de waterstralen ga staan, kan ik niet besluiten of het de waarheid is of niet.


Onderweg naar school kletst Miles alleen maar over Eric. Ik krijg alle details te horen, elke regel van de sms’jes waarin hij het uitgemaakt heeft die zondagavond. Hij probeert me te overtuigen dat het hem niets kan schelen en dat hij al helemaal over Eric heen is, wat precies het tegendeel bewijst.

‘Luister je eigenlijk wel?’ Hij kijkt geïrriteerd opzij.

‘Tuurlijk.’ Ik rem af voor een stoplicht. We zijn nog een straat van de school vandaan. Mijn gedachten keren ondertussen terug naar wat ik dit weekend heb gedaan, al eindigt het keer op keer bij het ontbijt. Hoe zeer ik ook mijn best doe, ik kan me de rest van die dag niet meer herinneren.

‘Daar is dan weinig van te merken,’ grijnst hij. Hij kijkt uit het raam en gaat verder. ‘Ik bedoel, als ik je verveel, dan moet je dat zeggen. Want neem van mij aan dat ik Eric al helemaal vergeten ben. Heb ik je trouwens ooit verteld over die keer dat...’

‘Miles, heb jij Haven nog gesproken?’ vraag ik met een vlugge blik naar rechts voor het licht weer groen wordt.

Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, jij wel?’

‘Volgens mij niet.’ Ik trap het gaspedaal in en vraag me af waarom me zo’n angstig gevoel bekruipt als ik haar naam hardop zeg.

‘Hoe bedoel je: volgens mij niet?’ Hij zet grote ogen op en draait in zijn stoel naar me toe.

‘Niet meer sinds vrijdag.’

Ik rijd het parkeerterrein op en mijn hart klopt drie keer sneller dan normaal als ik Damen op zijn gewoonlijke plekje zie staan, tegen zijn auto geleund, wachtend op mij.

‘Gelukkig heeft een van ons nog kans op een sprookjesachtig vervolg. En ze leefden nog lang en gelukkig.’ Hij grijnst en maakt een hoofdbeweging naar Damen, die nu aan mijn kant van de auto staat met een rode tulp in zijn hand.

‘Goedemorgen.’ Hij glimlacht, geeft me de bloem en een kus op mijn wang. Ik mompel een onduidelijk antwoord en loop naar het hek. De bel gaat, Miles rent naar zijn lokaal en Damen pakt mijn hand vast. Samen lopen we naar de Engelse les. ‘Meneer Robins komt er zo aan,’ fluistert hij. Hij geeft mijn vingers een zacht kneepje als hij voor me uit langs Stacia loopt, die me gemeen aankijkt en haar voet uitsteekt. Op het allerlaatste moment haalt ze hem alsnog weg. ‘Hij is van de drank af en probeert zijn vrouw terug te krijgen.’ Hij duwt zijn lippen zachtjes tegen mijn oor, maar ik draai weg en versnel mijn pas.

Ik zak op mijn stoel neer en pak mijn boeken uit mijn tas. Ik vraag me af waarom ik zo nerveus en prikkelbaar ben met mijn vriendje in de buurt. Ik wil mijn iPod pakken, maar bedenk dan in paniek dat ik hem thuis heb laten liggen.

‘Die heb je niet nodig.’ Damen pakt mijn hand vast en streelt over mijn vingers. ‘Je hebt mij nu.’

Ik sluit mijn ogen. Meneer Robins kan elk moment binnenkomen. Drie, twee, een...

‘Ever,’ fluistert Damen, terwijl zijn vingertoppen over de blauwe aderen in mijn pols glijden. ‘Voel je je wel goed?’

Ik druk mijn lippen op elkaar en geef een korte knik.

‘Mooi zo.’ Het blijft even stil. ‘Ik heb een leuk weekend gehad. Ik hoop dat jij het ook leuk vond?’