Reading Online Novel

Dodenschip(85)



‘Kom op, nog vijftig meter,’ siste Eddie.

De motor haperde en sputterde in doodsnood. Eddie greep de microfoon, toen de steeg steeds smaller werd.

‘Hou je vast, allemaal!’

Eddie begreep dat de motor elk moment zou uitvallen en hij schakelde in de vrijloop, zodat de bus de laatste tien meter uitrolde. Hij hoorde de motor achter hem met een akelig knarsend geluid stilvallen.

De bus reed in een schemerige steeg, en aan weerszijden was amper tien centimeter ruimte. De spiegel aan de linkerkant werd ook weggeschraapt. Eddie zag dat de weg nog smaller werd, omdat een appartementengebouw wat meer dan de andere huizen naar voren stak. Hij trapte op de rem, net voordat de bus tegen het gebouw zou botsen, en het voertuig schuurde langs de gevel van de bebouwing aan de andere kant van de straat. Even later zat de bus klem. Op het bovendek klonken weer angstige kreten en geschreeuw, maar dat geluid verstomde weer snel en daaruit begreep Eddie dat niemand gewond was geraakt.

Eddie pakte de grote rode brandblusser in de cabine en smeet het ding tegen de voorruit. Er sprongen sterren in het glas, maar de voorruit brak niet. Hij beukte nog een paar keer tegen de ruit, tot er een gat ontstond waar iemand doorheen kon kruipen. Eddie werkte zich door het gat en belandde even later op het asfalt. Hij krabbelde overeind en begon te rennen. Toen hij achterom keek zag hij dichte rook opstijgen boven de achterkant van de bus. De mannen van Kovac konden niet over de bus klimmen en moesten dus wel een blokje om als ze Eddie wilden achtervolgen.

Eddie rende een hoek om en vertraagde zijn passen, om niet op te vallen tussen de mensen die uit de kantoren op weg naar huis gingen of op weg waren naar een restaurant. Even later hoorde hij gierende autobanden, juist toen hij in een taxi stapte. De taxi reed weg toen de Fiat voor de steeg stopte. Eddie had zijn achtervolgers afgeschud.

Een paar minuten later drukte hij een paar euro’s in de hand van de taxichauffeur en stapte snel uit, omdat de auto vastraakte in het verkeer. In een winkel kocht hij een prepaid mobiele telefoon en daarna stapte hij een drukke bar in. Hij bestelde een glas bier en draaide het telefoonnummer van het hotel. Het personeel was nog geschokt door het tafereel van een man die als een acrobaat langs de gevel en de balkons naar beneden was gekomen, en het kostte Eddie enkele minuten om uit te leggen dat gewapende overvallers in zijn hotelkamer waren binnengedrongen. De receptionist beloofde de politie te bellen. Eddie gaf zijn mobiele nummer door.

Een kwartier later had Eddie zijn bier opgedronken. Zijn telefoon zoemde.

‘Mr. Kwan?’ Dat was de naam waaronder Eddie de suite in het hotel had geboekt.

‘Ja?’

‘Onze hotelmanager is uw kamer binnengegaan, vergezeld van de politie. Daar troffen ze een zekere Jenner aan, met een hoofdwond,’ De receptionist leek zich te verontschuldigen toen hij dit zei. ‘De politie vraagt u hierheen te komen, om een verklaring af te leggen. Er zijn nogal wat vragen die beantwoord moeten worden, ook in verband met een incident hier dichtbij.’

‘Vanzelfsprekend. Ik wil graag samenwerken met de autoriteiten. Ik ben over twintig minuten in het hotel.’

‘Dank u zeer, Mr. Kwan.’

‘Tot straks.’ Eddie toetste een ander telefoonnummer in. Zodra werd opgenomen zei hij gejaagd: ‘Tiny, regel een vliegplan. Ik wil zo snel mogelijk weg uit Italië. Ik kom zo vlug mogelijk naar de luchthaven.’

Eddie wachtte niet op het antwoord van de piloot, en hij verbrak meteen de verbinding. Daarna toetste hij weer een nummer in. Terwijl hij wachtte tot werd opgenomen bedacht hij dat Kovac niet in Rome of in Italië zou blijven, dus het was ook zinloos om hier te wachten tot de politie de Serviër zou arresteren.

‘Hallo?’

‘Voorzitter, met Eddie. Kovac heeft Max ontvoerd.’

Het bleef even stil voordat Juan antwoordde. ‘En hoe is het met Kyle?’

‘Ik denk dat die lastige jongen eraan meewerkte.’





20


‘Wacht eens even,’ zei Cabrillo, die de situatie probeerde te begrijpen.

Hij was alleen in zijn hut. Zijn bureau lag bezaaid met papieren die al te lang om aandacht vroegen. Cabrillo drukte op een knop van de intercom en maakte contact met het commandocentrum.

‘Ja, Voorzitter?’ antwoordde de nachtchef meteen.

‘Wat is de status van de radio ID-chip van Max Hanley?’

Elke medewerker van de Corporatie had een microchip die door een chirurg was geïmplanteerd en steeds een zwak radiosignaal uitzond. Dat signaal werd opgevangen door satellieten die rond de aarde draaien. De microchip werd gevoed door lichaamselektriciteit, af en toe aangevuld met een stroomstoot door de huid, zodat Juan altijd kon weten waar een teamlid zich ergens bevond.

‘Ik krijg geen signaal. Wacht eens. Ja, de computer meldt dat de transponder van Max elf minuten geleden uitviel, op ongeveer drie kilometer afstand van het hotel waar hij met zijn zoon verbleef. De chip van Eddie werkt prima. Ik zie dat hij in het centrum van Rome is, in de buurt van het Colosseum.’