De vergeten tuin(224)
Er zaten drie dingen in: een leren buideltje, een lok goudrood haar in een doosje en een broche. In het buideltje zaten vijf oude munten van smerig koper met het bekende profiel met hangwangen van een gesluierde koningin Victoria. De data varieerden van 1897 tot 1900.
De lok was samengebonden met een stukje touw en als een slakkenhuis opgerold om in het doosje te passen. Dankzij de jaren in de pot was hij glad en zacht gebleven, en heel mooi. Cassandra vroeg zich af van wie hij was, en toen herinnerde ze zich een aantekening in een van de eerste plakboeken van Rose, toen Eliza net op Blackhurst was komen wonen. Een litanie van klachten over het meisje dat door Rose werd beschreven als ‘niet veel beter dan een wilde’. Het meisje wier haar zo grillig was kortgeknipt als dat van een jongen.
Tot slot richtte Cassandra haar aandacht op de broche. Die was rond en paste in haar handpalm. De rand was rijk bewerkt en bezet met edelsteentjes, terwijl het hart een patroon vormde als een minuscuul wandtapijtje. Maar dat was het niet. Cassandra had lang genoeg in antiek gedaan om te weten wat voor broche dit was. Ze draaide hem om en ging met haar vinger over de gegraveerde letters achterop. Voor Georgiana Mountrachet, stond er. Ter gelegenheid van haar zestiende verjaardag. Verleden. Toekomst. Familie.
Dit was het dus. De schat waarvoor Eliza was teruggekeerd naar het huis van de Swindells, en de prijs was een treffen met een vreemde man, een ontmoeting die een stokje voor haar ontsnapping naar Australië stak. De aardewerken pot was verantwoordelijk voor de scheiding van Eliza en Ivory en voor alles wat daarna was gebeurd, voor Ivory die Nell werd.
‘Wat is het?’
Cassandra keek Christian aan. ‘Een rouwbroche.’
Hij fronste.
‘In de victoriaanse tijd lieten ze die vlechten van haren van familieleden uit het verleden en het heden. Deze was van Georgiana Mountrachet, Eliza’s moeder.’
Christian knikte langzaam. ‘Dat verklaart waarom hij zo belangrijk voor haar was. Waarom ze hem ging terughalen.’
‘En waarom ze de boot niet meer kon halen.’ Cassandra keek naar Eliza’s kostbare voorwerpen in haar schoot. ‘Ik wou alleen dat Nell ze had gezien. Ze heeft zich altijd in de steek gelaten gevoeld, ze heeft nooit geweten dat Eliza haar moeder was, dat die van haar hield. Het was het enige wat ze graag wilde weten: wie ze was.’
‘Maar ze wíst wie ze was,’ zei Christian. ‘Ze was Nell, wier kleindochter Cassandra genoeg van haar hield om de oceaan over te steken en het mysterie voor haar op te lossen.’
‘Ze weet niet dat ik ben gegaan.’
‘Hoe weet je nu wat ze wel en niet weet? Misschien kijkt ze op dit moment wel naar je.’ Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Hoe dan ook, natuurlijk wist ze dat je zou komen. Waarom zou ze je anders het huisje hebben nagelaten? En dat briefje bij het testament, wat stond daar ook weer op?’
Wat had ze dat een vreemd briefje gevonden, wat had ze er weinig van begrepen toen Ben het haar gaf. ‘Voor Cassandra, die zal begrijpen waarom.’
‘En? Begrijp je het?’
Natuurlijk begreep ze het. Nell, die zo dolgraag haar eigen verleden had willen leren kennen om het achter zich te kunnen laten, had in Cassandra een zielsverwant herkend. Een lotgenoot. ‘Ze wist dat ik zou gaan.’
Christian knikte. ‘Ze wist dat je voldoende van haar hield om af te maken wat zij was begonnen. Het is net als in “De ogen van het oude vrouwtje”, wanneer het hert de prinses vertelt dat het oude vrouwtje haar ogen niet meer nodig had, dat ze wist wie ze was door de liefde die de prinses voor haar koesterde.’
Cassandra’s ogen prikten. ‘Dat was een heel wijs hert.’
‘Om maar niet te spreken van knap en dapper.’
Ze kon een glimlach niet onderdrukken. ‘Dus nu weten we het. Wie Nells moeder was. Waarom ze op de boot aan haar lot was overgelaten. En wat er met Eliza is gebeurd.’ Ze wist ook waarom de tuin zo belangrijk voor haar was, waarom ze haar eigen wortels contact voelde maken met de aarde, steeds dieper naarmate ze meer tijd tussen zijn muren doorbracht. Ze voelde zich thuis in de tuin, want op de een of andere manier die ze niet kon verklaren, wist ze dat Nell er ook was. Evenals Eliza. En zij, Cassandra, was de hoeder van beider geheimen.
Christian leek te kunnen gedachtelezen. ‘En? Ben je nog steeds van plan het huisje te verkopen?’
Cassandra zag een regen van gele blaadjes dalen door een windvlaag. ‘Eigenlijk wilde ik nog een poosje blijven.’
‘In het hotel?’
‘Nee, hier in het huisje.’
‘Zul je niet eenzaam zijn?’
Wat volgde was niets voor Cassandra, maar op dat ogenblik deed ze haar mond open en zei ze precies wat ze voelde, zonder nadenken. ‘Ik denk niet dat ik alleen zal zijn, althans niet altijd.’ Ze voelde de warm-koude aanloop van een blos en vervolgde haastig: ‘Ik wil graag afmaken wat ik ben begonnen.’