De vergeten tuin(220)
Er verscheen een wreed lachje om zijn mond.
Ze greep de hendel vast, hij schoot naar voren om haar tegen te houden, maar Eliza was sneller. Haar nood was tenslotte hoger. En ze viel, de deur van de kooi was geopend en ze viel, viel, viel naar de koude, donkere aarde. De tijd stond stil: alle momenten waren één, verleden en toekomst waren heden. Eliza deed haar ogen niet dicht en zag de aarde dichterbij komen, de geur van modder, gras en hoop…
… en ze vloog met uitgeslagen vleugels over de oppervlakte van de aarde, en nu weer omhoog op de stroom van de wind, haar gezicht was koel en haar gedachten waren helder. En Eliza wist waar ze heen ging. Ze vloog naar haar dochter, naar Ivory. De persoon naar wie ze haar hele leven had gezocht, haar andere helft. Eindelijk was ze weer heel en ging ze naar huis.
47
Cliff Cottage, Cornwall, 2005
Eindelijk was ze weer in de tuin. Door het slechte weer, Ruby’s komst en het bezoek aan Clara was het dagen geleden dat ze voor het laatst onder de muur door was gekropen. Ze was bevangen geweest door een merkwaardige rusteloosheid die nu pas week. Het was merkwaardig, bedacht ze toen ze de handschoen aan haar rechterhand deed: ze had zichzelf nooit zo’n tuinier gevonden, maar deze plek was anders. Ze voelde de drang om ernaar terug te gaan, haar handen in de aarde te steken en de tuin weer tot leven te brengen. Cassandra wachtte even om de vingers van haar andere handschoen recht te trekken, en opnieuw viel haar de witte band huid om haar tweede vinger van links op, waar ze haar trouwring had verwijderd.
Ze wreef met haar duim over het witte stukje huid. Het was erg zacht en elastischer dan de huid aan weerskanten, alsof het in warm water was geweekt. Het witte ringetje was haar jongste lichaamsdeel, twaalf jaar jonger dan de rest. Het had verborgen gezeten vanaf het ogenblik waarop Nick de ring om haar vinger had geschoven. Het was het enige lichaamsdeel dat was veranderd noch ouder geworden.
‘Koud genoeg voor jou?’ Christian was net onder de muur door gekropen en stak zijn handen diep in de zakken van zijn spijkerbroek.
Cassandra trok de handschoen helemaal aan en glimlachte naar hem. ‘Ik dacht niet dat het koud kon worden in Cornwall. Alle brochures die ik heb gelezen spreken van een gematigd klimaat.’
‘Gematigd vergeleken met Yorkshire.’ Hij glimlachte scheef terug. ‘Het is een voorproefje van de winter. Die hoef je tenminste niet mee te maken.’
De stilte tussen hen rekte zich uit. Toen Christian zich omdraaide om de kuil te inspecteren die hij de week daarvoor had gegraven, deed Cassandra alsof ze in beslag werd genomen door haar tuinvork. Het onderwerp van haar terugkeer naar Australië werd gemeden. De afgelopen paar dagen, wanneer het onderwerp ter sprake dreigde te komen, was een van beiden steeds vlug op iets anders overgegaan. Maar als Cassandra alleen was, zwierven haar gedachten steeds vaker naar de toekomst. Als ze zich voorstelde dat ze terugvloog naar Brisbane om zich weer vertrouwd te maken met het huis in Paddington, het antiekwinkeltje en haar spullen, putte ze daar verrassend weinig troost uit.
‘Ik heb nog eens nagedacht over die brief van Harriet Swindell,’ zei Christian.
‘O, ja?’ Cassandra zette de verontrustende gedachten over verleden en toekomst van zich af.
‘Wat er ook in dat potje zat dat Eliza uit de schoorsteen heeft gehaald, het moet wel belangrijk zijn geweest. Nell was al aan boord, dus nam Eliza een enorm risico om het te gaan halen.’
Daar hadden ze het de vorige dag ook al over gehad. Aan een tafeltje in het warme café, met een knetterend houtvuur in de hoek en een plaatselijke band die aan de andere kant van de bar speelde, hadden ze de bijzonderheden – voor zover ze die kenden – eindeloos de revue laten passeren, op zoek naar een conclusie waarvan ze beiden het gevoel hadden dat ze voor het grijpen lag.
‘Volgens mij had ze niet gerekend op de man die daar was om haar te ontvoeren, wie dat ook was.’ Cassandra stak haar onkruidvork in het perk. ‘Ik wou dat Harriet ons zijn naam had gegeven.’
‘Het moet iemand zijn geweest die door Rose’ familie was gestuurd.’
‘Denk je?’
‘Wie anders wilde hen zo graag terughalen?’
‘Eliza terughalen.’
‘Hè?’
Cassandra wierp een blik over haar schouder. ‘Ze hebben Nell niet teruggehaald, alleen Eliza.’
Christian hield even op met graven. ‘Ja, dat is raar. Waarschijnlijk heeft ze hun niet verteld waar Nell was.’
Dat was het onderdeel waarvan Cassandra niets begreep. Ze had de halve nacht wakker gelegen, alle informatie de revue laten passeren en was telkens weer tot dezelfde slotsom gekomen. Misschien had Eliza niet gewild dat Nell op Blackhurst bleef, maar toen ze hoorde dat het schip zonder haar was vertrokken, moest ze het natuurlijk dolgraag hebben willen tegenhouden. Zij was Nells moeder, ze hield genoeg van haar om haar überhaupt te ontvoeren. Zou ze niet alles in het werk hebben gesteld om mensen te waarschuwen dat Nell alleen op dat schip zat? Ze zou niet zomaar hebben gezwegen zodat een geliefd vierjarig meisje alleen naar Australië moest reizen. Cassandra’s vork stuitte op een bijzonder hardnekkige wortel. ‘Ik denk niet dat ze het heeft kunnen zeggen.’