Reading Online Novel

De storm(68)







30





Chris zag Forster op de grond vallen. De zaklantaarn vloog door de lucht en zakte een meter verder in de sneeuw weg, waar hij miljoenen ijskristallen verlichtte.

Meneer Forster kwam moeizaam overeind en wankelde, maar Debbie was sneller en haalde uit voor de volgende klap. Deze keer raakte de scherpe rand van de schep Forsters voorhoofd en Chris wilde dat hij het geluid niet had gehoord. Het zou voor altijd in zijn geheugen gegrift blijven. Dat wist hij, net als hij wist dat hij Debbie moest tegenhouden. Niet omdat Forster, die voor hem in de sneeuw lag terwijl het bloed over zijn gezicht stroomde, het niet verdiend had, maar omdat Chris vragen had. Vragen waarop hij een antwoord wilde.

Chris zag dat Debbie de schep opnieuw door de lucht zwaaide en vroeg zich af waar ze plotseling de energie vandaan haalde en of het hem zou lukken haar tegen te houden. Hij pakte de schouders van het meisje vast en trok haar naar achteren. Verrast liet ze de schep vallen, wankelde en deed drie passen naar voren om haar evenwicht te bewaren, waarna ze over Forster struikelde. Chris zag de logge Debbie Wilder een fractie van een seconde door de lucht zweven, alsof haar lichaam niet kon beslissen welke kant het op zou vallen. Uiteindelijk viel ze voorover en stortte met een schelle kreet in het open graf. Hij zou haar onmiddellijk geholpen hebben als hij vanuit zijn ooghoeken niet had gezien dat Forster opnieuw overeind krabbelde. Chris had niet gedacht dat hij na Debbies laatste voltreffer nog kon bewegen. Hij stond echter op, veegde met zijn hand terloops het bloed van zijn gezicht, alsof het transpiratie was, en wankelde in de richting van Julia, die roerloos toekeek.

Waar was het pistool? Had Forster dat nog in zijn hand? Nee, Chris zag het niet.

‘Rennen!’ riep hij naar Julia, maar ze verroerde zich niet. Het leek alsof ze het expres deed, alsof ze het noodlot wilde tarten.

Ze keken elkaar over Forsters schouder aan. Chris begreep wat ze hem met deze blik wilde zeggen.

‘Julia!’ riep hij. ‘Doe wat ik tegen je zeg! Voor één keer!’

Ze schudde langzaam haar hoofd.

Chris hoorde Debbie achter zich huilen, maar hij hield zijn ogen op Forster gericht. Het kostte hem oneindig veel zelfbeheersing om zich niet op hem te storten.

Terwijl Julia met Forster praatte, zocht ze telkens weer Chris’ ogen, alsof ze wilde zeggen: Ik wil dit. Ik wil hiermee doorgaan. Alleen.

‘Was u erbij?’ hoorde Chris haar vragen. Haar stem klonk heel zakelijk, zonder angst of woede. Eerder nieuwsgierigheid en misschien vertwijfelde hoop. Maar waarop?

‘Nee. Dat was ik niet.’

‘Hoe weet u dan wat er boven op de Ghost gebeurd is?’

‘Ik weet het… van een betrouwbare bron.’

‘Sinds wanneer?’

‘Wat?’

‘Sinds wanneer weet u het?’

‘Sinds een paar weken.’

De stilte die volgde werd alleen onderbroken door wat afzonderlijke windstoten, die over de open plek joegen, sneeuw deden opwervelen en die in Chris’ ogen dreven. Achter zich hoorde hij Debbie nog steeds zachtjes jammeren.

Julia praatte verder. ‘Er zijn zoveel jaren voorbijgegaan, en nu denkt u plotseling dat u de waarheid kent?’

‘Denk je dat ik kon vergeten wat er destijds gebeurd is? Ik hield van mijn broer. Dat zou jij toch moeten begrijpen.’ Forster deed een stap naar voren. Chris pakte hem bij zijn schouder en trok hem terug.

‘Laat hem los, Chris!’ riep Julia.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Het is genoeg.’

‘Nee, laat hem praten!’ Ze kneep haar ogen tot spleetjes en leek één moment heel veel op Robert als hij een wiskundig bewijs leverde. Het was alsof ze precies wist wat ze deed.

‘Je hebt je vriendin toch gehoord?’ zei Forster. ‘Ik praat alleen als je me loslaat.’

Chris aarzelde, maar liet hem daarna inderdaad los. Intussen bleef hij de sneeuw afzoeken naar het pistool.

‘We zaten in hetzelfde jaar. Je vader, ik en de anderen van wie de namen op de steen staan. Het was de zomer voor ons laatste jaar.’ Forster hief zijn hand en veegde het bloed weg.

Chris, die achter hem stond, kon zijn gezicht niet zien, maar de wond op zijn voorhoofd leek hevig te bloeden. Bovendien had Forster moeite om zijn evenwicht te bewaren.

‘En verder?’

‘We hadden filosofie als hoofdvak gekozen.’

‘En uw broer…’

‘… zat twee jaar onder ons, maar Bishop nam hem toch in zijn cirkel op. Paul… Alles kwam hem aanwaaien. Alles wat hij aanpakte, lukte hem.’

Chris voelde dat er iets veranderde, dat Forster veranderde. Het verbaasde hem hoeveel verschillende persoonlijkheden de man bezat. Hij kende hem alleen als een saaie piet. Onopvallend. Kleurloos. De studenten die hem niet mochten lachten hem uit om zijn verering van Marcel Proust. De anderen negeerden hem.