Reading Online Novel

De storm(67)



Teleurstellingen. Als Debbie erover nadacht, was dat misschien haar langste onvolledige lijst: Lijst 233 – Mensen die me het meest teleurgesteld hebben.

De lijst was oneindig lang. Hij begon met haar vader en eindigde met Forster. Altijd en altijd weer teleurstellingen. Vergeefse hoop. Gekwetste gevoelens. Een vader die ze niet kende. Een stiefvader die niet van haar hield, die haar niet eens mocht.

Jake, haar grote liefde, die ze haar maagdelijkheid had geschonken. Daarna meneer Green, die als haar psychiater de advocaat van haar ziel hoorde te zijn en haar probeerde aan te praten dat ze haar verstand niet kon controleren. Meneer Wood, die haar het laatste jaar van de eindexamenklas van de middelbare school aardrijkskundeles had gegeven. Ze had hem vanaf Grace College nog een halfjaar lang brieven gestuurd en hij had niet één ervan beantwoord. Alex, haar vroegere studiebegeleider, die haar hoop had gegeven en daarna de moordenaar van Angela Finder bleek te zijn.

En nu Peter Forster. Ze had zich door alle boeken van zijn lievelingsauteurs heen geworsteld. Ze had hem via sms’jes citaten van Proust gestuurd, zoals: De schepping van de wereld heeft niet plaatsgehad in het begin, zij vindt iedere dag plaats.

Ze had leerlingen aan hem verklikt en koffie voor hem meegenomen naar zijn colleges. Nu Debbie erover nadacht, stonden er alleen mannen op haar lijst met teleurstellingen.

Het zat in de genen. De vrouwen van haar familie werden nu eenmaal teleurgesteld door mannen, van oma Martha tot haar eigen moeder. Maar Debbie was niet bereid zich daarbij neer te leggen. Als je niet geloofde in God of een hogere macht die voor rechtvaardigheid zorgde, dan hadden de mensen recht op wraak. Zij was de enige die ervoor kon zorgen dat ‘rechtvaardigheid’ niet zomaar een kreet was. Zij, alleen zij was de baas over haar lot, en nu ze erover nadacht was dat helemaal niet zo’n slechte optie.

Was Marcel Proust trouwens niet degene die had gezegd: ‘De geest kent geen uitzichtloze situaties’? Hemel, Debbie, waarom zit je hier dan midden in het bos in de sneeuw en kijk je toe hoe iemand anders het recht neemt om over jouw leven te beslissen? Ze dacht terug aan de man die ze vanochtend in de ontvangsthal had gezien. Professor Forster had het levenloze lichaam van Ted achter zich aan gesleept. Vanochtend had ze niet begrepen wat er aan de hand was. Ze had alleen geweten dat ze haar mond moest houden, dat het gevaarlijk was om iets te zeggen. Nu begreep ze het echter. Ze wist wat er in Forster omging. Hij hoorde ook bij de club van mensen die teleurgesteld en bedrogen waren en geen hoop meer hadden. Maar sorry, zo was het leven nu eenmaal.

Eén moment voelde Debbie zich dronken van haar eigen gedachten. Professor Brandon zou haar absoluut een tien voor haar redenatie geven, met de toevoeging ‘cum laude’ voor haar buitengewone prestatie.

En ook al had haar stiefvader haar niet veel gegeven – hallo, een iPhone, wat was dat nou als je bedacht hoeveel hij als geneesheer-directeur verdiende? – één ding had ze toch van hem geleerd: intelligentie verplicht. Je moest je intelligentie gebruiken om de maatschappij te dienen.

Debbie was niet dom. Ze wist dat niemand haar serieus nam. Ze las tenslotte elke dag de berichten die de andere studenten via het intranet van Grace College over haar verspreidden. Aan de andere kant gingen de meeste berichten over haar. Er werd over haar gepraat! En Debbie was verdomme niet van plan om zich als een lam naar de slachtbank te laten leiden.

Forster had de schep in haar handen gedrukt en had gezegd dat ze die moest vasthouden. En zij had zich gewoon in de sneeuw laten vallen als een… als een natte zak, zou Benjamin zeggen. Maar Debbies geheim was dat ze in staat was om geestelijke topprestaties te leveren. Meneer Green zei altijd dat niet één ziektepatroon op haar van toepassing was. En haar intelligentie was scherper dan de anderen dachten.

Debbie keek naar Forster, die niet op haar lette. Hij was volledig op Julia geconcentreerd en brabbelde tegen haar. Zo was het altijd. Niemand lette op Debbie, iedereen onderschatte haar.

Ze kwam langzaam overeind. De sneeuw was net een laag watten en verstikte alle geluiden. Debbie pakte de schep, die naast haar lag. Langzaam liep ze naar Forster toe. Ze was nog maar een paar stappen achter hem, toen hij zei: ‘Dat is de ironie van het lot, Júlia Fróst.’ Hij benadrukte haar naam alsof hij alle reden had om aan Julia’s identiteit te twijfelen. Daarna richtte hij het pistool op haar. Debbies schep raakte zijn achterhoofd vlak nadat hij zijn laatste zin had afgemaakt: ‘Ja, echt, het is de ironie van het lot dat je neukt met de jongen wiens vader schuldig is aan je dood.’

De doffe klap die door de duisternis echode werd overstemd door een harde schreeuw, die niet van Forster afkomstig was, maar van iemand die achter Debbie het bos uit kwam stormen.