Reading Online Novel

De storm(64)



Hij moest sneller zijn dan zij. Ze hadden Debbie bij zich, dus ze zouden maar langzaam vooruitkomen. Chris had er geen idee van of de anderen hem volgden, en eerlijk gezegd kon het hem ook niets schelen. Hij kon niet wachten.

Hoewel elke stap heel veel kracht kostte, had hij het gevoel dat hij rende. Chris was bang dat het hem nooit zou lukken. Zijn benen voelden als lood. Hij hoorde zichzelf hijgen en zijn lichaam was drijfnat, maar hij wist niet of het zweet was of dat het door zijn natte kleding kwam. Zijn hart stond op het punt te barsten en hij ademde zoveel vochtige lucht in dat hij het gevoel had dat zijn longen bij de volgende ademhaling zouden bevriezen en hij in zijn eigen adem zou stikken.

Maar hij mocht niet blijven staan. Als hij dat deed, zou hij gaan denken. En hij wilde niet denken, omdat hij wist dat hij dan stapelgek zou worden. Ineens, heel plotseling, voelde hij niets meer. Zijn bewustzijn leek zich volledig losgemaakt te hebben. Hij wist alleen dat hij verder moest lopen, langs het historische hoofdgebouw en over de promenade naar de noordoever en het pad dat langs de hoge oever liep.

Waar deze tocht in de duisternis naartoe leidde, was Chris pas duidelijk toen hij op de brug stond. De gedenksteen. Remembrance Day. Alle gebeurtenissen van vandaag voegden zich langzaam samen.



Chris was geen held. Hij was altijd iemand geweest die gewoon zijn ding deed. Maar zijn vader had na zijn dood een nare erfenis achtergelaten, in de vorm van een afschuwelijk gevoel van leegte en onzekerheid en een heleboel vragen. Vragen aan zijn vader over deze vallei waarop hij nooit antwoord zou krijgen, behalve als hij er zelf naartoe zou gaan. Zijn superintelligente vader had meer dan twintig boeken geschreven. Boeken die zogenaamd antwoord gaven op de – zoals Brandon het altijd noemde – grote vragen van het leven. Ha! Ja hoor! Met elke zin die zijn vader in zijn boeken had geschreven, had hij heel veel nieuwe vragen opgeroepen. Nu Chris bij de wegsplitsing stond, vroeg hij zich af of hij de antwoorden nog wel wilde weten. Hij wist dat hij die vraag met ja moest beantwoorden. Voor haar. Voor Julia.

Het bos werd steeds dichter. De duisternis slokte alles op. Er was geen rechte weg naar de gedenksteen en Chris was hier niet vaak geweest. Hij was maar heel af en toe met Julia meegegaan.

Hij klom, meer struikelend dan lopend, de helling op en klampte zich vast aan de wortels en boomstronken die uit de sneeuw staken. Af en toe viel hij, maar dan krabbelde hij meteen weer overeind.

Ineens hoorde hij Debbies gejammer en huilerige toon. Hij was er al zo aan gewend dat hij die overal zou herkennen. Voor het eerst was hij blij dat hij haar hoorde. Ze konden niet ver weg zijn!

Onwillekeurig ging hij langzamer lopen. De sneeuw knerpte onder zijn schoenen en Chris hield zijn adem in. Het geluid leek door het bos te echoën, maar in werkelijkheid was het waarschijnlijk nauwelijks te horen.

Hij had er geen idee van wat Forster van plan was, wat zijn motief was en waarom hij de twee meisjes uitgerekend naar deze plek meenam, maar hij mocht geen enkel risico nemen.

Hij sloop van boom naar boom verder en tuurde gespannen voor zich, maar ook al hoorde hij Debbies huilerige stem, hij zag niemand. Waren Julia en Forster bij haar? Hij hoorde tenslotte alleen Debbie.

Plotseling zag Chris een cirkelvormig stuk hemel boven zich, omringd door de hoge kruinen van de dennenbomen, die in de afgenomen wind zachtjes heen en weer bewogen. Hij was op de open plek waar de gedenksteen stond! Chris liet zich vlak achter een omgevallen boom op de grond vallen en luisterde. Hij haalde zijn mobiel uit zijn broekzak en drukte op een knopje. Het display lichtte fel op in de duisternis terwijl zijn verstijfde vingers moeizaam een sms’je typten: Gedenksteen. Daarna zocht hij Benjamins nummer en stuurde het naar hem. Meer kon hij niet doen.

Chris ging op zijn hurken zitten en sloop gebukt door de sneeuw naar voren tot hij bij de rand van de open plek was. Hij zag drie gestalten. Godzijdank, het waren er drie!

Professor Forster had een zaklantaarn in zijn hand en droeg dezelfde jas als vanochtend, toen hij naar hem had gezwaaid. Debbie stond een meter of drie bij hem vandaan. Ze snikte hardop en veegde telkens met haar rechterarm de tranen van haar gezicht en het snot van haar neus. Ze had een schep in haar hand en staarde naar een kuil waarnaast een hoop aarde lag.

Forster lette niet op haar. Hij stond voor de gedenksteen en keek in Chris’ richting, terwijl Julia met haar rug naar hem toe stond. Met de felle straal van de zaklantaarn scheen hij in haar gezicht. Als Chris nu opstond, zou Forster hem meteen zien. En wat dan?

Hoe was het hem eigenlijk gelukt om Debbie en Julia zover te krijgen dat ze met hem meegingen? Het beeld van Ted Bakers lijk verscheen weer voor zijn geestesoog. Het gat in zijn hoofd. Het wapen dat uit de holster verdwenen was.

Het tafereel dat hij voor zich zag was zo onwerkelijk dat het wel de mislukte opvoering van een toneelstuk leek. Chris wist niet wat hij had verwacht. Een krankzinnige seriemoordenaar die onder het bloed zat en met een wapen zwaaide? Een psychopaat met waanzin in zijn ogen? Dat beeld klopte in elk geval niet. Forster stond in de sneeuw en zag er zoals altijd piekfijn uit met zijn haar in een keurige scheiding en zijn strenge bril op zijn neus. Zijn stem klonk ook zoals anders: zeurderig, vermoeid en oneindig saai. De zinnen die Forster uitsprak, klonken alsof hij ze ergens van oplas.