Reading Online Novel

De storm(63)



Hij was met één stap bij Brandon en schudde aan zijn schouders. ‘Hebt u het ongeluk gezien? Het ongeluk op weg 667?’

Brandon keek hem aan alsof hij krankzinnig was geworden. ‘Jazeker,’ zei hij geïrriteerd. ‘Ike was uit de auto gesprongen en ik ben teruggereden om hem te zoeken. Toen ben ik langs het ongeluk gekomen. Ik heb gezien dat ze Annabel Forster achter het stuur vandaan trokken. Een afschuwelijk gezicht.’

Annabel Forster. Een lichte auto. Forsters witte Lincoln.

‘Hoe was het met hem?’ schreeuwde Chris. ‘Hoe was het met professor Forster?’

‘Forster? Toen ik bij de plek van het ongeluk arriveerde, hadden ze hem nog niet gevonden.’ Brandon streek over zijn voorhoofd. ‘Blijkbaar is hij uit de auto geslingerd. Ik zoek hem al de hele tijd. Ik dacht dat hij misschien een shock had opgelopen en naar school was teruggegaan.’

Chris draaide zich om. Zijn blik ging over de straat heen en weer. De bungalows stonden naast elkaar, ze leken als twee druppels water op elkaar. Dezelfde ramen, dezelfde trappen, en jezus, zelfs dezelfde trapleuningen! Hij had gezien dat Debbie een van de trappen op was gelopen en had als vanzelf aangenomen dat ze naar Brandon ging. Wat was hij stom geweest!

Het volgende moment was hij de straat al overgestoken en stond hij voor Forsters deur. Die was niet op slot. Hij ging zonder aan te bellen naar binnen.



Hetzelfde huis, maar toch helemaal anders. Chris hoorde stemmen achter zich, maar negeerde ze. Deze keer zou hij de tijd nemen. Tijd die hij niet had. De tijd tikte door, maar hij kon zich geen fouten meer veroorloven.

Hij keek om zich heen. Zijn blik viel op een antieke ladekast, waarboven een spiegel met een gouden lijst hing en waarop een vaas met rode klaprozen stond. De bloemen verspreidden een heerlijke geur. Aan de kapstok hingen jassen en mantels netjes op een rij; de schoenen eronder stonden op de plank alsof ze met behulp van een liniaal waren neergezet. Geen schilderij hing scheef, geen stofdeeltje vloog door de lucht. Hij hield zijn adem in en luisterde naar het bonken van zijn hart. Deze keer was hij op de juiste plek. Ditmaal vergiste hij zich niet.

‘Chris?’ Hij schudde zijn hoofd. Alsjeblieft niet storen. Waarom had niemand een bordje uitgevonden dat je op je voorhoofd kon plakken waardoor anderen begrepen dat je ergens mee bezig was? Rose, die anders gevoelig en gereserveerd was, pakte zijn arm en dwong hem naar haar te luisteren.

‘Chris, kijk eens!’

Hij schudde zijn hoofd. Ik ben bezig. Praat niet tegen me. Laat me met rust.

Het lukte hem echter niet om de afdrukken van smerige schoenen op de witte tegelvloer te negeren. De sneeuwblubber die het huis in was gebracht, vormde overal bruine plassen.

‘Kijk eens, Chris. Een mail! Een mail voor Julia!’

Hij draaide zich om.

Rose hield hem een vel papier voor. ‘Hier, dat lag op de vloer.’

Hij trok het uit haar hand. De letters liepen in elkaar over. De afzender was remembrance@grace.on.ca. Remembrance Day. Remembrance of things past! Op zoek naar de verloren tijd!

Zijn oren suisden toen hij het bericht las: Ik weet wat je vader heeft gedaan.





28





Het was heel vreemd dat de hemel in de schemering lichter leek dan hij de hele dag was geweest. De compacte wolken die de vallei overdag in een onnatuurlijke duisternis hadden gedompeld, losten op. Chris stond op de bovenste tree van de trap en staarde naar de besneeuwde straat. De wind blies de voetafdrukken niet meer weg. De sneeuw verborg geen sporen meer.

Als hij één ding van zijn vader had geleerd, dan was het wel dat alles in deze wereld verband met elkaar hield. De afzonderlijke gebeurtenissen die zich de afgelopen uren hadden verweven tot een dicht, schijnbaar ondoordringbaar net, leken voor hem nog op losse draden, maar waren toch onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Chris liep de trap af en staarde naar links, waar de straat langs het sportcentrum naar het meer liep. Het licht dat uit de geopende deur van Forsters huis op straat viel, was fel genoeg om de voetafdrukken te herkennen. Ze waren er achteloos overheen gestampt.

Hij draaide zich naar het hek. Ook daar zag hij sporen. Overal. Voetafdrukken die niet eindigden en die niet in de bevroren sneeuw weggezakt waren. Welke waren van hem? Welke van Steve? Brandon? Welke waren groot, welke waren afkomstig van Julia’s sportschoenen of de ballerina’s van Debbie die ze vanochtend had gedragen? In welke richting liepen ze?

Hij liep verder en passeerde het hek. Hij hoorde Steve, Brandon en Benjamin achter zich roepen, hun stemmen gespannen en opgewonden, maar hij draaide zich niet om.

‘Bishop! Blijf staan! Dit heeft geen enkele zin!’

En Rose riep: ‘Je kunt haar niet in je eentje vinden, je hebt geen idee waar ze is.’

Het was heel moeilijk om de sporen in de opkomende duisternis te zien. De natte sneeuw kleefde aan zijn broek en schoenen, en hij kwam nauwelijks vooruit. Bij elke stap die Chris zette, lette hij erop dat hij in de voor hem liggende voetafdrukken stapte. Met elke stap leek hij dieper in de sneeuw weg te zakken.