De storm
1
Het was 11 november. Eindelijk!
Chris staarde door de regenstrepen op het raam naar het parkeerterrein van de campus. De regen leek de afgelopen nacht iets verminderd te zijn, hoewel de hemel nog steeds bewolkt was en het harder waaide dan de vorige dag. Telkens weer vielen er eenzame sneeuwvlokken, die wit en doorschijnend als de vleugels van lastige vliegen op het raam bleven kleven, alsof ze werden aangetrokken door het licht in zijn kamer.
Het was nog maar negen uur ’s ochtends en op de campus heerste een enorme bedrijvigheid, om niet te zeggen chaos. De studenten laadden volle rugzakken, tassen en koffers in klaarstaande auto’s en busjes voordat ze zelf instapten. Chris keek grijnzend naar Ike, de zwarte dog, die weigerde achter in professor Brandons oude Chrysler te springen. Hij rende blaffend om de auto heen, terwijl de filosofiedocent tevergeefs probeerde hem aan te lijnen. Gisteren had Brandon een voordracht gehouden over Friedrich Nietzsches theorie ‘de wil tot macht’, en nu bleek dat hij zijn eigen hond niet eens de baas kon.
Chris keek voor de zoveelste keer op zijn horloge. Het was tien over negen en het duurde niet lang meer voordat ze zouden vertrekken. Vier dagen alleen met Julia. In één kamer, in één bed. Ze konden doen en laten wat ze wilden en konden elkaar eindelijk echt leren kennen.
Jezus, hij had zo lang voor deze paar dagen gewerkt. Hij had tientallen betogen voor zijn medescholieren geschreven om dit weekend te kunnen betalen. En het had nog langer geduurd voordat hij Julia had overgehaald om met hem mee te gaan.
Chris was twaalf geweest toen zijn moeder wegging bij zijn vader, omdat hij alcoholist was en daarnaast een enorme hoeveelheid schulden had. Chris bracht kranten rond om zijn moeder te helpen en werkte toen hij wat ouder was in de schoolvakanties in een drukkerij. Daardoor had hij geleerd hoe moeilijk het was om geld te verdienen… en hoe gemakkelijk het was om het weer uit te geven.
‘Ik wil niet dat jij alles betaalt.’ Julia kon heel koppig zijn.
‘Het is een cadeau, Julia. Een cadeau van mij voor jou. Cadeaus hoor je aan te nemen, anders beledig je de gever.’
‘En Robert?’
‘Je broer is zeventien. Dan kan hij toch wel een weekend zonder jou?’
Hij had haar argumenten een voor een weerlegd, maar uitgerekend David had de doorslag gegeven. Chris woonde weliswaar al een halfjaar met David Freeman in één appartement, maar hij kon niet bepaald beweren dat ze vrienden waren. In het begin misschien, maar toen bleek dat David verliefd was op Julia, was hun vriendschap onmogelijk geworden.
Chris stopte zijn toilettas in zijn tas. Hij was dolblij dat hij het vierkante hok dat zijn kamer moest voorstellen een paar dagen achter zich kon laten. Chris had maar een paar persoonlijke spullen: zijn laptop, wat boeken op de plank boven zijn bed, en op zijn bureau de oude radio van zijn vader, die hij vroeger overal mee naartoe had genomen. Chris zette de radio aan zodra hij in zijn kamer was, zoals nu. Toen de presentator het weerbericht aankondigde, zette hij het geluid harder.
‘De storm- heeft op zijn weg naar het noorden van de Verenigde Staten veel problemen veroorzaakt en talrijke gewonden alsmede twee doden geëist. De meteorologen volgen het onkarakteristieke verloop van de orkaan bezorgd en vergelijken hem inmiddels met de orkaan van januari 1998.’
‘Chris, wij vertrekken nu.’
Chris draaide zich om. David stond in de deuropening, zijn rugzak aan zijn arm. ‘Veel plezier.’
‘Jullie ook!’
‘En…’ David aarzelde.
‘Wat?’
‘Zeg maar tegen Julia dat Robert het naar zijn zin zal hebben bij mijn ouders.’
Chris knikte. ‘Aardig van je om hem uit te nodigen.’
David haalde zijn schouders op. ‘We kunnen goed met elkaar overweg en het was overduidelijk dat jij’ – hij aarzelde opnieuw – ‘niet op Robert zit te wachten.’
‘Klopt, en dan is het fantastisch dat er een barmhartige Samaritaan die David heet bestaat.’ Chris deed geen moeite zijn sarcasme te verbergen.
‘Robert is een vriend van me,’ antwoordde David resoluut. ‘Daarom heb ik hem uitgenodigd.’
‘En Julia is mijn vriendin. Daarom heb ik háár uitgenodigd.’
Chris draaide David zonder nog iets te zeggen zijn rug toe en liep naar het raam. De horizon in het oosten was inktzwart en het meer deed meer dan ooit denken aan een krater waarvan niemand wist hoe diep hij precies was. Terwijl hij naar het water keek werd het gevoel van de afgelopen dagen sterker. Het novembergevoel, zoals Chris het voor zichzelf noemde. 11 november vorig jaar was een van die donkere dagen geweest waarop de zon zich niet liet zien. Chris herinnerde zich die dag duidelijker dan alle andere in zijn leven. De hele maand stond in zijn herinnering gegrift als de meest zenuwslopende tijd die hij ooit had meegemaakt. De telefoontjes, de steeds pessimistischer wordende berichten, de bezoekjes aan het ziekenhuis, de enorme stress. Die maand had hij zich gevoeld alsof iemand hem in zijn eentje in een schommelend rijtuig had gezet, waarna een man in uniform op een knop had gedrukt. Daarbij vergeleken stelde een rit in een achtbaan niets voor. Toen hij op Grace arriveerde had hij zich nog steeds zo gevoeld. Als hij eerlijk was, was de rit pas geëindigd toen hij Julia ontmoette.