De ogenverzamelaar(91)
Illegale arrestatie?
‘Hebben jullie geen arrestatiebevel?’
‘Waarom denk je anders dat die twee dienders daarbuiten voor de deur staan in plaats van professionele boevenvangers? Van die twee heb ik nog iets te goed.’
Scholle haalde een plattegrond uit zijn jaszak en spreidde die uit over het fornuis, dat hij zojuist had vrijgemaakt.
‘Stoya wilde alleen met jou praten. Van smeris tot ex-smeris. Hij wilde je een laatste kans geven om uit te leggen waarom je vandaag al op twee plaatsen bent verschenen en zo veel details van de zaak kent. Gelukkig kon ik hem ervan overtuigen dat ik geschikter ben als het erom gaat die antwoorden iets sneller van je te krijgen.’
Natuurlijk. Vermoedelijk heeft Stoya hem officieel in het bijzijn van getuigen gezegd dat hij mij voor een gesprek onder vier ogen naar het bureau moet brengen, en daarbij onofficieel geknipoogd.
Ik maakte gebruik van het moment waarop Scholle me zijn rug toekeerde om de nooduitgang te zoeken die een bedrijfskeuken moest hebben, maar Scholle had het licht niet zonder reden uit gelaten. Het enige wat ik kon herkennen, waren vier kleine bovenlichten, die ik nooit zou kunnen bereiken voordat de dikke rechercheur zich op me gooide. Onder normale omstandigheden was hij geen serieuze tegenstander voor me geweest. Anders dan ik kende hij bokswedstrijden alleen van de tv. Lengte noch massa kon een jarenlange training compenseren. Maar de boeien om mijn polsen wel.
‘Laat me gaan, Scholle. Het is nog niet te laat.’
‘O, jawel.’
Hij keek even op zijn horloge en zuchtte. ‘De tijd vliegt, dus besparen we ons per onmiddellijk de kletspraat en maken een heel simpele deal: ik zeg je alles wat ik weet en dan vertel je mij wat ik horen wil, goed?’
‘Je maakt een grote fout, Scholle...’
‘Goed dan, ik begin. We hebben de auto gevonden waarmee je de kinderen hebt vervoerd. Een patrouille heeft hem in Köpenick ongeveer tien minuten rijden van hier op de parkeerplaats van een verlaten recyclingbedrijf ontdekt.’
Hij tikte met zijn vingers op het rechter onderste deel van het kaartje.
‘Je hebt de verkeerde,’ zei ik.
‘In de kofferbak hebben we ondubbelzinnig bewijs gevonden. Haren, vezels, afgebroken vingernagels.’
‘Kan wel zijn, maar ik heb de auto daar niet geparkeerd.’
Hij luisterde niet eens. ‘Stoya is al ter plaatse. Op dit moment kammen acht agenten met honden de omgeving uit, maar zoals je zelf ziet, is het een verdomd groot industriegebied.’
Zijn onderkaak ging driftig op en neer terwijl hij praatte, alsof hij zijn woorden moest kauwen voor hij ze naar mijn hoofd slingerde. ‘Veel te groot om het binnen de resterende tijd nog te redden. Daarom ben ik nu op je medewerking aangewezen.’
‘Scholle, alsjeblieft...’
‘Nou, dat was het van mijn kant. Nu is het jouw beurt. Vertel me waar ze zijn.’
‘Ik weet het niet.’
‘Waar is de verstopplaats waar je de kinderen hebt verdronken?’
Verdronken?
‘Ik zweer het. Ik zoek die rotkerel immers net zoals jij.’
Hij schudde zijn hoofd en keek me aan als een vader, die langzamerhand het geduld met zijn koppige kind verliest.
‘Goed dan,’ zei hij, terwijl hij de kaart weer in elkaar vouwde. ‘Er is hier tenminste nog stroom.’
Ik hoorde een gekraak, daarna een elektrostatisch geluid, alsof iemand een oude tv had aangezet. Tegelijkertijd begon er een rode lamp aan de voorkant van het keukenblok te branden.
Toen gebeurden er een paar dingen tegelijk.
Eerst voelde ik een windvlaag, en vervolgens schoot er een pijn door mijn nek en ik kon mijn hoofd niet meer bewegen zonder het gevoel te hebben dat mijn nek zou breken. Scholles bovenarm knelde mijn luchtweg af, zodat ik niet eens kon schreeuwen toen hij me ruw naar het keukenblok trok, waarvan de kookplaten al zwak gloeiden.
Toen schopte hij me hard tegen mijn benen en ik zakte in elkaar. Mijn knieën sloegen hard tegen de vloertegels toen het plotseling licht werd.
Eerst dacht ik dat de pijn zijn schelle flitsen recht op mijn netvlies projecteerde, maar toen flakkerden de tl-lampen boven mijn hoofd en ik begreep dat iemand het licht aan moest hebben gedaan.
Stoya? dacht ik en ik bad dat Scholle zijn partner verkeerd had ingeschat.
Maar toen zag ik een paar modderige laarzen in de deur naar de keuken verschijnen, en mijn allerlaatste hoop toch nog aan de foltering te ontkomen was vervlogen.
19
‘IK HEB TOCH GEZEGD DAT IK NIET GESTOORD WIL –’
Scholle maakte zijn greep losser en lachte verbaasd. ‘Kijk eens aan.’
Hij duwde me opzij en liet me hijgend voor het keukenblok liggen.
‘Ik wilde net boven in de foyer een koffie voor mezelf gaan halen, toen ik hoorde dat ze bij de portier naar Zorbachs moeder informeerde,’ hoorde ik een van de twee agenten zeggen.