Reading Online Novel

De ogenverzamelaar(93)



‘Waar is die verdomde verstopplaats?’

O god, hij is gek geworden, dacht ik. Hij is compleet gek geworden en ik kan er niets tegen doen.

Mijn nekwervels kraakten en ik voelde mijn kracht afnemen. Veel langer zou ik mijn barstende nekspieren niet meer kunnen spannen. ‘Ik weet het niet,’ siste ik en ik had geen idee of Scholle me nog wel kon horen.

De hitte brandde als de hel. Mijn neus was nog maar een vingerbreedte van de ovenplaat verwijderd en ik had het gevoel dat mijn neushaartjes smolten.

‘Ophouden,’ riep een vrouwenstem, waarvan ik aannam dat die van Alina was. Mijn waarnemingsvermogen was tot het minimum gereduceerd. Ik dacht dat Alina nog zoiets zei als: ‘Dat heeft geen zin’ of: ‘U foltert de verkeerde’, maar op het moment dat mijn lippen bijna een gloeiende kookplaat zouden kussen, wist ik het niet meer zeker. Al het bloed in mijn lichaam wilde naar mijn hoofd stromen, dat opgezwollen leek te zijn tot twee keer zijn oorspronkelijke grootte. Het klopte in mijn aderen, mijn oren en onder mijn huid, die zich in mijn angstvisioenen al losmaakte van mijn schedel.

Met alle moed der wanhoop verzette ik me tegen de druk op mijn achterhoofd, opende nog een keer mijn ogen... en wilde schreeuwen.

O god, nee, dacht ik nog verward door Scholles schaduw, die naast het keukenblok steeds groter werd.

Doe dat niet. Alsjeblieft...

Ik hoopte, nee, ik bad innerlijk dat Alina niet zo gek was als ik vreesde, maar die vrees werd bewaarheid: ‘U moet míj pijn doen, als u een antwoord wilt.’

Scholle kreeg het nog net voor elkaar een ontsteld ‘verdomme’ te fluisteren voordat Alina haar vrije linkerhand al op de roodgloeiende kookplaat drukte.





18




(NOG 39 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)





TWEE AGENTEN

(VOOR DE INGANG VAN DE VOORMALIGE KEUKEN)


‘WAT STELT DAT ALLEMAAL VOOR?’ VROEG DE OUDERE AGENT EN hij schoof het kauwgompje met zijn tong naar de andere kant van zijn malende kaak.

Zijn jongere collega verstijfde in de beweging waarmee hij juist de grote toegangsdeur van de oude sanatoriumkeuken wilde openen, waarachter Alexander Zorbach zo hard had geschreeuwd.

‘Neeeeeeee...’

‘Vind je niet dat we...’

‘Wat?’

Nu begon ook de vrouw te schreeuwen, nog harder en getergder dan de man eerst.

De jonge agent met de snor trok bleek weg. ‘Kijken. Ik vind dat we moeten gaan kijken.’

‘Hoor eens, jongen. Hij had daarnet al de pest in toen ik die blinde binnenbracht. Hij zei dat hij niet meer gestoord wilde worden. Wat er ook gebeurt.’

Iets sneed de schreeuw van de vrouw in tweeën. Het bovenste, spitse deel stierf onmiddellijk. De donkere keelgeluiden rochelden nog een poosje door.

‘Ik zal je eens wat vertellen,’ zei de hoogste in rang zacht maar beslist. ‘Wat dacht je dan dat hier aan de hand is? Man, er is verder helemaal niemand in dit deel van het gebouw.’

Er rommelde iets en Scholle vloekte luidkeels: ‘Shit, wat voor de drommel...’

De hand van de jonge agent dwaalde weer naar de deurklink.

‘Als je daar naar binnen gaat verandert je leven, jongen. Dan moet je een besluit nemen. En ongeacht wat dat zal zijn, daarna, dat garandeer ik je, zal niets meer zo zijn als het was.’

Achter de deur klonk een doffe bons. Toen steunde Zorbach even en het klonk alsof iemand een zak over een stenen vloer sleepte.

‘Stel je voor dat je iets ziet wat je moet melden,’ vervolgde de oudste. ‘En als je dat doet heb je een vijand voor het leven en niemand zal je meer als partner willen.’

Het kauwgompje ging weer naar de andere kant.

‘Doe zoals ik. Als je zo nodig ergens heen wilt, loop je naar boven en trek je een koffie uit de automaat, ja?’ Hij lachte. ‘Maar kom nooit meer met een blinde aanzetten.’

De nieuweling greep nerveus in zijn kortgeschoren nek. ‘Ik denk dat als ik het niet meld ik nooit meer in de spiegel kan kijken.’

‘Wat meld?’

‘Nou, die shit daarbinnen.’

‘Waar heb je het over?’ vroeg de oudere. Hij legde zijn hand achter zijn rechter oorschelp. ‘Ik kan niets horen.’

Warempel.

De jongste hield zijn adem in en concentreerde zich op de geluiden die er niet meer waren.

Achter de deuren van de voormalige keuken was het stil.

Doodstil, dacht hij, en hij werd misselijk toen zijn vingers zich langzaam weer van de deurklink losmaakten.





17





ALINA GREGORIEV


‘SORRY, MAAR IK BEN EEN BEETJE IN DE WAR. IK BEN NET VERSTOPpertje aan het spelen met onze zoon. En weet je wat zo gek is? Ik kan hem nergens meer vinden.’

Alina kon de opgewonden stem van de vrouw alleen maar horen, en ook dat maar dof, als uit de verte. De pijn, die het grootste deel van haar bewustzijn in beslag nam en die herinneringen terugbracht, verspreidde zich nu als een lavastroom in haar lichaam. Heel even schommelde ze tussen de martelende realiteit, waarin ze de ranzig-zoete geur van verbrande huid rook – haar eigen huid – en de droomwereld waarin ze steeds verder wegzonk en waarin de wanhopige vader zijn vrouw een laatste waarschuwing over de op de luidspreker gezette telefoon gaf: ‘O god, hoe kon ik toch zo blind zijn? Het is allemaal te laat. Ga in geen geval naar de kelder.’