De ogenverzamelaar(94)
Alina merkte nog dat ze op de keukenvloer viel en daarna bleef van alle pijn alleen nog het licht dat achter haar ogen tierde en waarin ze nu voor de tweede keer de laatste seconden vlak voor de ontvoering zág.
Uit een verstopplaats achter de kelderdeur. Met de ogen van de ogenverzamelaar!
‘Hoor je me? Ga niet naar de kelder.’
De laatste woorden van haar vader voor de dood van zijn vrouw ebden weg en daarna draaide iemand de film in haar hoofd versneld af.
Ze moest nog een keer beleven dat ze in een vreemd lichaam gleed en de nek van de moeder brak, haar naar de tuin sleepte, het kind ... – maar één kind... waar heeft hij in hemelsnaam het tweede verstopt? – van de galerij naar de kofferruimte droeg. Ze ging weer naar de heuvel en keek door een verrekijker naar de naderende vader, die voor zijn vermoorde vrouw op het grasveld ineenzeeg. Toen sneed de regisseur van haar nachtmerrie in de montage en sloeg het fragment over waarin ze naar de bungalow reed en een glas cola dronk. In plaats daarvan zag ze een geheel nieuwe herinnering, en hier toonden de beelden geen aaneengesloten scène meer, maar waren ze als in een haastig gesneden filmtrailer bijna toevallig aan elkaar geregen.
Een rolstoel. Een kinderhoofd dat onbeweeglijk tegen de hoofdsteun leunt. Grote mannenvoeten in gymschoenen, die de stoel eerst over steenslag schuiven, dan een oprit op...
Nee, geen oprit. Het is eerder een...
...steiger. Ja, een aanlegsteiger.
Ze kan het water onder de houten planken herkennen, het glanst zo zwart als inkt. Om haar heen zijn veel witte plekken, veel schaduwen. Plaatsvervangers voor voorwerpen die ze voor ze blind werd niet kende en die ze daarom in haar herinneringsdromen ook niet kan zíén.
De film sprong weer een stuk vooruit. Nu ziet ze een oog, het is bruin, het knippert en gaat naar een spiegel toe.
God, ik zie zijn ogen. Ik zie de ogen van de moordenaar. Maar ik zie ze niet in een spiegel, maar...
...in het vergrootglas van het spionnetje van een deur.
Het oog verdwijnt als ze voelt dat haar wimpers een koude metalen deur aanraken...
...wit en dik, met een hefboom om hem te openen, zoals bij haar oude Amerikaanse koelkast, maar dan veel groter.
En dan kijkt ze erin. In de verstopplaats. Vindt het kind op de kale vloer, de benen opgetrokken, het lichaam in embryohouding gekromd. Ze ziet het jongetje schokken, ziet hem kokhalzen en zijn handen tegen zijn keel klemmen en merkt dan dat ze opeens een horloge in haar hand heeft.
Het moet zoiets als een stopwatch zijn, want het geeft nog maar enkele seconden aan.
Vervolgens proeft ze de tranen.
Ik huil, denkt ze nog en ze corrigeert zichzelf onmiddellijk.
Nee, dat ben ik niet. Niet ik huil, de ogenverzamelaar huilt.
Dan hoort ze zichzelf schreeuwen, en deze keer is het geen vreemde, maar haar eigen stem. Ze probeert met handen en voeten tegen de beveiligingsdeur te schoppen, maar de muur, waarachter juist de laatste seconden van het ultimatum wegtikken, is verdwenen.
Ze slaat harder, schreeuwt luider, en als ze merkt dat de pijn weer opflakkert doet ze haar ogen open.
De film scheurt. De beelden zijn verdwenen.
Alina is terug in het vertrouwde alles verslindende zwarte niets van haar leven.
16
(NOG 26 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALEXANDER ZORBACH (IK)
‘IK KOM NU NAAR JE TOE,’ RIEP IK IN DE TELEFOON EN IK TRAPTE HET gaspedaal flink in. Naast me steunde Alina luid, omdat ze weer had geprobeerd haar vingers te buigen. De ruwe huid van haar handen zag eruit alsof die in was was gedoopt en begon al blaren te vormen.
‘Wacht eens...’ Stoya klonk helemaal in de war. ‘Zorbach? Ben jij dat?’
Ja, daar sta je van te kijken, hè?
Ik keek in mijn achteruitkijkspiegel naar Frank, die als mechanisch TomToms nek kroelde. Hij zag eruit alsof hij zelf niet kon bevatten wat er daarnet was gebeurd.
Zijn inbraak door de achteringang. Alina’s zelfverminking. Het gevecht. De vlucht.
In slechts enkele seconden was er zo veel gebeurd dat Franks hersenen zeker weken nodig zouden hebben om het allemaal te kunnen verwerken. Bovendien maakte hij zichzelf nog altijd ernstige verwijten dat hij aan Stoya’s druk had toegegeven en mij een gefingeerde sms gestuurd had waarmee ze me uit mijn schuilplaats hadden kunnen lokken. Maar ik kon het Frank niet kwalijk nemen. Stoya, dat zwijn, had hem beloofd dat ik niet opgepakt, maar alleen verhoord zou worden. Dat de dingen uiteindelijk zo uit de hand liepen, had niemand kunnen voorzien. Bovendien had Frank door ons te bevrijden zijn fout allang weer goedgemaakt. ‘Waar is Scholle?’ vroeg Stoya.
‘Ik denk dat iemand eens in de oude keuken moet gaan kijken.’
Meer informatie gaf ik niet prijs. Natuurlijk had ik hem kunnen vertellen dat het een vergissing was geweest mijn stagiair weer op vrije voeten te stellen, alleen omdat er geen verdenkingen tegen hem bestonden. Frank was misschien niet crimineel, maar wel loyaal. Hij had nog niet begrepen dat Scholle me moest opvangen, of hij was in een taxi gesprongen en naar het Park-sanatorium gereden. Eerst wilde hij bij de achteringang worden afgezet, maar toen had hij de chauffeur gevraagd naast de Toyota te parkeren die ze in een zijstraatje waren gepasseerd. Tijdens het afrekenen zag hij Alina al, die zich langzaam met haar stok ongeveer honderd meter bij hem vandaan op het trottoir een weg naar voren tastte.