Reading Online Novel

De ogenverzamelaar(86)



‘...moeten we u helaas meedelen dat uw moeder vannacht... Maar het kwam niet helemaal onverwacht... Misschien zelfs een opluchting, in zeker opzicht...’

Maar het was niet zo. Er was geen leeg bed, geen zuster, en de apparaten die mijn moeder het sterven beletten waren niet uitgeschakeld.

Nog niet.

Ze bromden, zoemden en sisten hun elektronische lofzang op de intensive care. Een morbide symfonie, opgevoerd voor een apathisch publiek, dat allang niet meer de geluiden van zijn omgeving waarnam.

Alles bij het oude.

Bijna.

Ik kwam in de verleiding de zuurstofslang te verwijderen die haar gezicht misvormde, maar ik hoefde maar in de lichtgrijze, waterige ogen te kijken die hoog naar de matte lichten aan het plafond staarden, om te zien dat het echt mijn moeder was, die hier in een waakcoma lag. Ze schokte af en toe. Ook dat was normaal. Onbewuste reflexen. Het nagloeien op het scherm van een oude tv waar allang de stekker uit is getrokken.

Alles bij het oude. Ook haar gesteun en de geur van de bodylotion waarmee ze iedere dag werd ingesmeerd. Geheel normaal.

En toch. Iets klopt hier niet.

Op dat moment zoemde mijn gsm. Ik werd er weer aan herinnerd dat al uren geleden een boodschap was binnengekomen op mijn nummer, waarheen ik mijn vaste telefoon had doorgeschakeld. Ik luisterde het bericht af.

‘Het is de pleister.’ Dr. Roth, degene op wie ik het minst had gerekend, klonk alsof hij de lotto had gewonnen.

Ik wisselde de gsm van het ene oor naar het andere, in de vage hoop dat ik daardoor beter kon verstaan wat hij me wilde zeggen.

‘Het antirookmiddel dat u gebruikt bevat varenicline. Die stof lijkt heel erg op de goudenregen, een hoogst giftige plant. In de VS is het al om veiligheidsredenen voor piloten verboden, omdat het medicijn net als de goudenregen hallucinerende waakdromen veroorzaakt.’

Ik voelde onder mijn T-shirt en tastte naar de plakstrip op mijn bovenarm.

‘Zogenoemde varenic dreams. We hebben sterke sporen van varenicline in uw bloed gevonden, meneer Zorbach. Mogelijk komt uw nervositeit daarvandaan, en het zou me niets verbazen als u kleuren, geuren en lichten intenser waarneemt.’ Dr. Roth lachte. ‘U hebt geen schizofrene visioenen. Gewoon omlaag met het spul en dan komt het allemaal weer goed.’

Allemaal weer goed? Ik verkreukelde de pleister tussen mijn vingers en hing op.

Niets was hier in orde. Ik kon Frank niet bereiken, de politie zocht me voor moord, en mijn psychiater zei tegen me dat ik me over mijn waarnemingsstoornissen geen zorgen moest maken.

Ik keek naar het donkere raam, waarachter de zon nog niet wilde opkomen, liet mijn ogen over het grijs gespikkelde linoleum gaan, over de batterij medische apparaten waarvan ik niet eens de namen kende en waarvan de gebruiksaanwijzingen zo dik als telefoonboeken moesten zijn. Toen bleef mijn blik op het verrijdbare nachtkastje rusten, dat moeders oude dagboek herbergde waaruit ik haar altijd voorlas als ik haar bezocht. Zelf zou ze het nooit meer kunnen pakken om erin te bladeren en in nostalgische herinneringen te zwelgen, ongeveer vanaf de dag waarop we het pad in de Nikolskoer Forst naar mijn latere schuilplaats ontdekten. Ik wilde juist kijken of het kleine, in leer gebonden boekwerkje met de gouden letters nog in de la lag, toen ik zag wat me de hele tijd zo verontrust had.

De foto.

Wat voor de drommel...?

De laatste keer dat ik haar had bezocht, stond hij er nog niet. Het lijstje wel; dat had ik haar zelf vele jaren geleden met Kerstmis gegeven, samen met een van de weinige foto’s waar zelfs ik leuk op stond. Mijn vader had hem op een onbewaakt moment voor de huisdeur genomen en de foto toonde de zevenjarige Alex die met grote concentratie op zijn gezicht de veters van zijn schoenen strikte. Het had me altijd een beetje verdrietig gestemd als ik de foto bekeek. Hij herinnerde me aan een tijd waarin mijn grootste zorgen bestonden uit de angst dat ik op het schoolplein om mijn goedkope schoenen uitgelachen zou worden.

Ik pakte het lijstje.

De foto van mij op de stenen trap zat er nog steeds in, maar niet zoals ik hem kende. Hij was breder geworden.

Hoe is dat mogelijk?

Ik was gekrompen ongeveer tot de helft van de oorspronkelijke grootte. Daardoor was het beeldformaat toegenomen, en daardoor was ik niet meer...

...niet meer alleen?

Mijn handen begonnen te trillen toen ik naar het tweede gezicht staarde dat opeens rechts van me op de trap zat en toekeek terwijl ik mijn schoenveter strikte.

Wie ben je? fluisterde ik in gedachten. Wie voor de drommel ben je?

De gezichtstrekken kwamen me vertrouwd voor, maar het kind was nog jonger dan ik toen was en ik herkende niet één van mijn toenmalige vriendjes.

Wat doe je op mijn foto?

Ik draaide het lijstje om, opende de klemmetjes waarmee het achter het karton was vastgemaakt en haalde de foto eruit.

En hoe kom je op het nachtkastje van mijn moeder?