De ogenverzamelaar(85)
‘Misschien heb ik niet die negatieve energie in me,’ stelde ik voor. Nog maar een paar uur geleden had ik haar aangeraden hulp van een psycholoog in te roepen vanwege haar gestoorde waarnemingen. Maar sinds haar visioenen ons naar de hel van de ogenverzamelaar hadden geleid, was mijn sceptische wereldbeeld aan het wankelen gebracht.
‘Nee, dat is het niet.’
Ze knoopte haar spijkerbroek dicht en trok haar benen op de bank. ‘Tot vandaag dacht ik ook dat het iets te maken had met de negatieve energie van degene die ik aanraakte. Maar die arme vrouw in de kelder zat er vol mee, en toch heb ik niets gemerkt behalve wat ook jouw vingertoppen hebben aangeraakt. En toen begreep ik het. Ik wist opeens waarom ik soms die gevoelens heb en soms niet.’
‘Waarom dan?’ vroeg ik zacht.
Wat heb je in de kelder over jezelf ontdekt?
‘Het is niet de aanraking alléén die me in het verleden van sommige mensen laat kijken.’
‘Wat dan?’
‘De pijn!’
Ik wilde mijn hand terugnemen, maar Alina hield hem vast.
‘Ik herinner me alleen als ik pijn heb.’ De woorden stroomden nu zo uit haar mond. ‘Mijn eerste visioen had ik toen ik zeven was, vlak nadat ik was aangereden door een auto. Ik ruik nog steeds de slechte adem van de chauffeur als ik er alleen maar aan denk. Hij stonk naar etensresten en goedkope jenever toen hij me overeind wilde helpen. Ik probeerde mijn rechterbeen te belasten toen er een bliksemflits door me heen schoot. En in die aura van pijn zag ik het ongeluk voor de tweede keer.’
‘Je hebt gezíén dat hij je aanreed?’
Ze knikte. ‘Vanuit het perspectief van de chauffeur, met zijn ogen. Ik zag dat hij de fles dichtdraaide, waaruit hij bij het vorige verkeerslicht nog een slok had genomen. Toen zag ik een kind de weg op lopen. Ik hoorde hem nog vloeken en toen was er even niets meer. Vervolgens boog hij zich over het kleine, van pijn huilende meisje op het asfalt. Over mij.’
‘Maar daarnet in de kelder...?
‘...toen was ik opgewonden, bang, hield ik rekening met de dood, maar het was niet zoals toen, toen die man me aanreed, of vlak voor de massage, toen ik mijn tenen stootte.’
‘Betekent dat soms...’
‘Ja.’ Ze knikte. ‘Je moet me pijn doen.’
Ik stond zo plotseling op dat TomTom, die naast ons had liggen soezen, ineenkromp.
‘Ik weet het, het klinkt ongelooflijk, Alex. Maar toen in mijn flat die vaas op mijn voet viel gebeurde het weer. Ik kon me nog meer details herinneren.’
‘Dat meen je toch niet serieus.’ Nu ging ik ook op zoek naar mijn spijkerbroek.
‘Jawel!’ Ze draaide haar oor naar me toe, zoals altijd wanneer ze iemand haar volle aandacht schonk. ‘De pijn zorgt niet alleen voor nieuwe visioenen. Als hij intensief genoeg is, brengt hij me ook de oude terug.’
Eindelijk vond ik mijn broek op het parket en voelde in de zakken naar mijn telefoon.
‘Wat ben je van plan?’ vroeg Alina.
‘Ik bel de politie. We geven onszelf aan.’
‘Wat? Nee!’
‘Jawel!’
Afgelopen. Uit. Voorbij.
‘De waanzin is hier en vanaf dit moment over.’
De telefoon trilde toen ik hem had geactiveerd.
Zeven telefoontjes in uw afwezigheid. Eén sms.
BEKEURING BESTAAT ECHT! las ik de tekstregel en ik opende snel de rest van Franks bericht.
POLITIE VINDT AUTO VAN DE OGENVERZAMELAAR.
Toen ik het adres las begon het me te duizelen.
Dat slaat nergens op. Waarom zou hij dat doen?
De ogenverzamelaar had zijn auto vlak voor het verzorgingshuis van mijn moeder neergezet.
24
FRANK LAHMANN (STAGIAIR)
‘DAT HEBT U GOED GEDAAN.’
Stoya legde zijn hand op Franks schouder en nam de telefoon waarmee hij zojuist de sms had verstuurd van hem over. De jonge stagiair kromp onder zijn aanraking ineen.
‘O ja,’ zei hij. ‘En waarom voel ik me dan zo’n kloteverrader?’
23
(NOG 62 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALEXANDER ZORBACH (IK)
HIER KLOPT IETS NIET.
Ik wist het vanaf het moment waarop ik de kamer van de zieke binnen kwam.
Alina was met TomTom in de auto gebleven, die in een zijstraat achter het sanatorium geparkeerd stond. Het was voor een ziend iemand al moeilijk genoeg om onopgemerkt naar de afdeling te sluipen. Een trio met een hond en een blindenstok zou al bij de receptie zijn tegengehouden.
‘Hallo mama,’ fluisterde ik en ik pakte haar hand. Het beklemmende gevoel dat er iets aan de hand was werd sterker. ‘Ik ben er weer.’
Er is iets veranderd.
De hele rit had ik rekening gehouden met het ergste. Ik had verwacht een zuster aan te treffen die net bezig was met het opmaken van het lege bed van mijn moeder. Ze zou zich omgedraaid hebben en op van de zenuwen met haar ogen hebben gerold, omdat ik nog niet op de hoogte was gebracht en het ondankbare werk weer op haar neerkwam.