De Vuurdoop(9)
Ze aten oesters, zee- en rivierkreeft. Sophie praatte maar door. Ze vertelde over haar uitwisselingsjaar in de vs, over haar eerste baan, over haar reis naar Azië, over hoe moeilijk het was om de liefde te begrijpen als je jong was en over de angsten van het volwassen zijn, angsten die ze lang na haar dertigste nog steeds had. Ze nam van het eten, in de ban van haar eigen verhaal. De tijd verstreek en ze besefte dat ze aan één stuk door had gepraat zonder dat hij er een speld tussen had kunnen krijgen. Ze vroeg of ze te veel praatte, hem verveelde. Hij schudde zijn hoofd.
‘Ga door.’
‘Toen leerde ik David kennen. We trouwden, kregen Albert en plotseling vlogen de jaren voorbij. Ik herinner het me niet meer zo goed.’
Toen wilde ze niet meer, het stond haar tegen om verder te vertellen.
‘Wat herinner je je niet meer?’
Sophie at een paar muizenhapjes.
‘Bepaalde periodes in je leven lijken samen te smelten, in elkaar over te lopen.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik weet het niet.’
‘Dat weet je wel.’
Ze prikte met haar vork in het eten.
‘Passiviteit,’ zei ze stilletjes.
Dat woord leek hem nog nieuwsgieriger te maken.
‘Hoezo?’
Ze keek op.
‘Wat?’
‘Hoezo passief?’
Ze nam een slok, dacht na over zijn vraag en haalde haar schouders op.
‘Net als bij de meeste moeders denk ik. Kinderen en eenzaamheid. David werkte, was veel op reis. Ik zat thuis... Het was saai.’
Ze was zich bewust van haar eigen gezichtsuitdrukking, ze voelde de frons op haar voorhoofd, ontspande haar gezicht weer en probeerde te lachen. Voordat hij verder kon vragen, vervolgde ze: ‘De jaren verstreken en David werd ziek, de rest weet je.’
‘Vertel.’
‘Hij is overleden,’ zei ze.
‘Dat weet ik. Maar wat gebeurde er?’
Deze keer leek hij niet het gevoel te hebben dat hij een grens overschreed.
‘Er valt niet zoveel meer te zeggen, hij kreeg te horen dat hij kanker had. Twee jaar na de diagnose stierf hij.’
De toon van haar laatste zin weerhield hem ervan door te vragen. Ze zaten een poosje zwijgend te eten en daarna ging het weer op dezelfde manier verder. Hij stelde vragen en zij gaf antwoord, maar niet meer dan dat. Toen de gelegenheid zich voordeed, wierp ze een blik op haar horloge. Hij begreep de hint. Om de eer aan zichzelf te houden keek Hector op zijn horloge.
‘De tijd vliegt,’ zei hij neutraal.
Misschien besefte hij toen dat hij te nieuwsgierig was geweest en te veel had doorgevraagd. Hij leek ineens haast te hebben, vouwde zijn servet op en werd afstandelijk.
‘Moet Aron je thuisbrengen?’
‘Nee, dank je.’
Hector stond als eerste op.
In de metro leunde ze met haar hoofd tegen het raam en staarde naar de onduidelijke contouren die in het donker voorbijraasden.
Hij was niet opdringerig. Hij probeerde alleen te begrijpen wie ze was in relatie tot hemzelf, leek het. En ze herkende dat, zo was ze zelf ook, ze spiegelde zich aan anderen, wilde weten, wilde begrijpen. Maar de overeenkomsten beangstigden haar ook. Ze was waarschijnlijk steeds bang geweest in zijn nabijheid. Niet voor hem, maar misschien wel voor wat er van hem uitging, voor wat hij met haar deed.
Eenzaamheid was eenvoudig en eenduidig. Ze kende die maar al te goed, had zich er nu al een eeuwigheid in verstopt. En telkens wanneer iemand dichter bij haar kwam en het erop leek dat haar zelfverkozen isolement niet solide of absoluut was, deed ze een stapje naar achteren, trok ze zich terug... Maar deze keer was het anders. Hectors verschijning bracht iets bij haar teweeg...
Opeens werd het verblindend licht. De metro raasde over de brug tussen Bergshamra en het Danderydsziekenhuis, de wagon werd gebombardeerd door de stralen van de zon. Ze werd uit haar gedachten opgeschrikt, stond op, ging bij de deur staan en slaagde erin haar evenwicht te bewaren toen de metro piepend tot stilstand kwam bij het perron.
Sophie liep naar het ziekenhuis, kleedde zich om en werkte om haar zinnen te verzetten. Ze had nu geen lievelingspatiënt op de gang, ze hoopte dat er snel weer iemand zou komen.
3
Lars Vinge belde Gunilla Strandberg. Zoals gewoonlijk nam ze niet op en hij hing op. Veertig seconden later ging zijn mobieltje.
‘Hallo?’
‘Ja?’ vroeg Gunilla.
‘Ik heb je net gebeld,’ zei hij.
Stilte.
‘Ja...’
Lars schraapte zijn keel.
‘De handlanger heeft de verpleegkundige opgehaald.’
‘Ga door.’
‘Hij heeft haar naar een restaurant gebracht, waar Guzman haar een lunch heeft aangeboden.’
‘Stop maar, kom maar naar het bureau,’ zei ze en ze hing op.
***
Lars Vinge had Hector Guzman en Aron Geisler af en toe geschaduwd sinds Hector uit het ziekenhuis was ontslagen. Het was een langdurige en tijdrovende klus geweest, niets te rapporteren. Hij vond dat iemand anders dit moest doen. Hij beschouwde zichzelf als overgekwalificeerd. Hij was een analytisch ingesteld persoon en daarom was hij ook aangenomen. Dat had Gunilla Strandberg in elk geval tegen hem gezegd toen ze hem twee maanden geleden de baan aanbood. Nu zat hij dagen achtereen in de auto terwijl de rest van het team zich bezighield met achtergrondanalyses, mogelijke scenario’s en handelwijzen.