De Vuurdoop(8)
Ze lachte toen Hector naar haar zwaaide vanaf een tafeltje verderop in de zaal, maar probeerde weer neutraal te kijken toen ze tussen de tafeltjes door naar hem toe liep.
Hij stond op en trok een stoel voor haar uit.
‘Ik zou je zelf hebben opgehaald als ik niet met dat been zat.’
Sophie ging zitten.
‘Het ging prima, Aron was prettig gezelschap, afgezien van zijn zwijgzaamheid...’
Hector lachte.
‘Je bent gekomen,’ zei hij.
Hij schoof een geplastificeerde menukaart naar haar toe.
‘We hadden nog geen afscheid genomen,’ ging Hector verder.
‘Nee, dat klopt.’
Hij veranderde van toon.
‘Ik kom hier voor de schaaldieren. De beste in de stad, maar dat weten niet veel mensen.’
‘Dan neem ik die.’
Ze raakte de menukaart niet aan en hield haar handen in haar schoot. Hij knikte nauwelijks merkbaar naar iemand achter de bar.
Hector buiten het ziekenhuis ontmoeten was anders. Het gaf haar een duizelingwekkend gevoel dat ze ging lunchen met een haar volkomen onbekende persoon. Maar hij merkte haar onzekerheid op en begon te praten, vertelde korte anekdoten over hoe het was om in het gips te liggen in Stockholm, dat ze zijn lievelingsbroek kapot hadden geknipt en dat hij het ziekenhuiseten en de aardappelpuree uit een pakje zo miste. Hij kon gezellig praten en van een gespannen situatie iets lichts en ongedwongens maken.
Ze luisterde met een half oor naar zijn gepraat. Ze vond dat hij er goed uitzag en haar blik bleef telkens hangen bij zijn wakkere ogen die elk een andere kleur hadden. Zijn rechteroog was donkerblauw en zijn linker donkerbruin. Bij een bepaalde lichtval kregen zijn ogen een andere tint, alsof hij heel even iemand anders werd.
‘Is het leeg zonder mij in het ziekenhuis?’
Ze schoot in de lach en schudde haar hoofd.
‘Nee, het is er net als altijd.’
Een serveerster kwam twee glazen wijn brengen.
‘Spaanse witte wijn. Niet dat we daar nou zo goed in zijn, maar deze is heel drinkbaar.’
Hector hief het glas voor een nonchalante toost. Ze liet de wijn staan en pakte het glas water. Ze nam een slok, hield het glas schuin en zocht weer oogcontact, zoals ze altijd deed als ze met iemand toostte. In Spanje was dat kennelijk niet de gewoonte, want Hector had zijn hoofd alweer afgewend. Ze voelde zich dom.
Hector leunde achterover, nam haar kalm en zelfverzekerd op en opende zijn mond om iets te zeggen. Een vluchtige gedachte leek hem ervan te weerhouden. Hector zocht plotseling naar de juiste woorden.
‘Wat?’ vroeg ze met een kort lachje.
Hij ging verzitten.
‘Ik weet niet... Ik ken je niet terug... Je bent anders.’
‘Hoe dan?’
Hij keek haar aan.
‘Ik weet het niet, gewoon anders. Misschien omdat je je verpleegstersuniform niet aanhebt?’
‘Had je dat liever gehad?’
Haar woorden leken hem in verlegenheid te brengen en dat vond ze wel vermakelijk.
‘Maar je herkent me? Je weet wie ik ben?’
‘Maar ik vraag me ook iets af,’ zei hij.
‘Wat vraag je je af?’
‘Wie je bent...’
‘Dat weet je.’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Nee, ik weet wel iets... maar niet alles.’
‘Waarom zou je alles willen weten?’
Hij viel stil.
‘Sorry, het was niet mijn bedoeling om opdringerig te zijn.’
‘Je bent niet opdringerig.’
‘Dat ben ik wel...’
‘Hoe dan?’
Hector haalde zijn schouders op.
‘Soms heb ik haast om datgene te krijgen wat ik hebben wil... Dan kan ik wel eens opdringerig zijn. Maar daar gaan we het niet over hebben. Laten we liever verdergaan waar we gebleven waren.’
Ze kon hem niet volgen.
‘Waar waren we gebleven?’
Hun eten kwam eraan. De borden werden voor hen neergezet. Hector pakte de schaaldieren met zijn handen vast en begon ze geroutineerd van hun schalen te ontdoen.
‘Je vader was overleden, een paar jaar was je eenzaam en verdrietig... Toen leerde je moeder Tom kennen en jullie trokken bij hem in. Zo was het toch?’
Eerst begreep ze het niet, maar toen besefte ze dat de vragen die hij haar tijdens zijn opname in het ziekenhuis had gesteld betrekking hadden gehad op haar leven vanaf haar kindertijd tot nu toe. Ze had alles chronologisch verteld, of liever gezegd, hij had zijn vragen chronologisch gesteld. Dat ze dat niet eerder had ontdekt.
Hij keek haar recht aan als om te zeggen ga door. Sophie dacht na, zocht in haar geheugen en ging verder vanaf het punt waar ze met haar verhaal was gebleven. Dat haar zus en zij steeds opgewekter waren geworden, naarmate er meer tijd sinds de dood van hun vader was verstreken. Dat ze samen met hun moeder verhuisden naar Toms villa, die op een paar minuten loopafstand van hun ouderlijk huis stond. Dat ze op haar zestiende Marlboro Light begon te roken, dat het leven lichter werd.