De Vuurdoop(74)
Lars haalde de foto’s van de aap en van Ingo van de muur, zette ze op de grond en pakte een dikke viltstift van zijn bureau. Hij ging voor de grote witte muur staan en bracht wat hij zojuist op het blaadje had geschreven over op de muur. Hij schreef, tekende en schiep. Hij deed een stapje naar achteren en keek naar zijn werk, evalueerde het... Er ontbrak nog iets.
Lars printte een foto van Sophie uit die hij op zijn computer had staan, hing die in het midden, deed weer een stap naar achteren en bekeek het resultaat. Ze staarde hem aan, hij staarde terug. Er begon zich iets af te tekenen wat hij niet begreep. Lars krabde met zijn nagels over zijn hoofd, zijn hart ging sneller slaan. Hij printte nog meer foto’s uit, foto’s van iedereen die met de zaak te maken had en hing ze in waaiervorm om haar heen. Hij schreef erbij wie het waren, wat ze hadden gedaan, wat ze niet hadden gedaan... Hij tekende rode strepen tussen alle gezichten om samenhang te vinden.
Alle lijnen liepen naar Sophie.
***
*
***
Hector had gebeld. Zijn stem klonk bijna nederig, behoedzaam, alsof hij haar niet bang wilde maken of lastigvallen. Hij had haar om hulp gevraagd. Ze begreep dat het een smoes was om elkaar te kunnen ontmoeten.
Hector lag op de bank in de woonkamer van zijn woning in de oude binnenstad. Sophie zat bij zijn ingegipste been en onderzocht de scheur aan de bovenkant. Ze wiebelde voorzichtig met het gips.
‘Ik kan het niet bepalen. Je moet naar het ziekenhuis, er een arts naar laten kijken.’
‘Haal het eraf,’ zei hij.
‘Het moet nog zeker een week blijven zitten.’
‘Ik heb geen pijn, ik kan mijn been onder het gips bewegen, dus dan is het toch al te laat.’
‘Hoe lang loop je al zo?’
‘Sinds die avond,’ zei hij.
Die avond... Ze wilden het geen van beiden over die avond hebben, zij al helemaal niet.
‘Weet je het zeker?’ vroeg ze.
‘Wat?’
‘Dat het gips eraf moet. Het kan te vroeg zijn, er kunnen complicaties ontstaan.’
Hij knikte.
‘Haal het eraf.’
‘Tang, schaar?’
‘In de keuken, het tweede laatje van boven. Er zit een tang in de gereedschapskist onder de gootsteen.’
Ze stond op, liep de keuken in en begon in zijn keukenlaatjes te rommelen. Ze vond een schaar. Daarna keek ze in het gootsteenkastje, haalde de gereedschapskist eruit, maakte hem open en vond wat ze zocht: een tang met een platte bek. Wel een kleine, het zou niet snel gaan.
Ze liep weer naar de woonkamer. Hij lag onderuitgezakt op de bank en volgde haar met zijn blik. Sophie ging weer bij zijn benen zitten, begon het gips met de tang van boven naar beneden door te knippen en omhoog te wippen. Ze voelde dat hij naar haar keek.
‘Dit had je zelf ook gekund,’ zei ze.
Ze ging door met knippen.
‘Het was niet de bedoeling dat je erbij zou zijn,’ ging hij verder.
‘Dat heeft Aron me al duidelijk gemaakt,’ zei ze kort.
‘Hij maakt zich zorgen, ik niet.’
Ze keek Hector aan.
‘Moet ik dat geloven?’
‘Ja.’
‘Dat jij je geen zorgen maakt?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Totaal niet, helemaal nergens over.’
‘Waarom niet?’ vroeg ze.
‘Omdat ik je ken.’
‘Nee, je kent me niet.’
‘Omdat je me mag,’ zei hij.
Ze keek hem aan; die woorden bevielen haar niet, zijn stijl en zelfs de glimlach op zijn gezicht bevielen haar niet.
Hij moest haar reactie hebben gezien. Zijn glimlach verdween. Ze knipte weer verder.
‘Ik ben geen slecht mens,’ zei hij opeens.
Ze reageerde niet, deed haar werk en registreerde voor het eerst een soort wanhoop in hem. Die was niet sterk, maar voelbaar aanwezig in het vertrek. Een lichte paniek die hij in toom probeerde te houden.
‘Hoe zit het met je man?’ vroeg hij. Hij probeerde nonchalant te klinken. Alsof ze weer in het ziekenhuis waren en ‘Tien vragen aan...’ met elkaar speelden.
De tang ging traag door het gips.
‘Je hebt het nooit over hem,’ ging hij verder.
‘Toch wel. Je hebt eerder naar hem gevraagd.’
‘Dat wel, maar je vertelt niets.’
‘Hij is dood,’ fluisterde ze, haar aandacht bij de tang die ze stevig vasthield.
‘Ja, maar je kunt toch wel iets vertellen?’
‘Je hebt er niets mee te maken.’
‘Toch wil ik het weten.’
Ze stopte met knippen en keek hem aan.
‘Waarom?’
‘Waar ben je zo bang voor?’
Haar ergernis groeide snel.
‘Ja, waar zou ik nou zo bang voor zijn, Hector?’
Haar sarcasme gleed langs hem heen.
‘Hadden jullie een goed huwelijk, David en jij?’
Wat wilde hij? Ze liet de tang los.
‘Ik begrijp het niet, Hector.’
‘Wat begrijp je niet?’