De Vuurdoop(157)
‘Lars?’
Hij keek haar aan. Had hij maar meer tijd gehad om zijn houding tegenover haar te bepalen.
‘Niet zo goed,’ zei hij zacht.
‘Waarom niet?’
‘Ik weet niet. Te hard gewerkt, denk ik.’
Ze bekeek hem kritisch en hield een doosje met pillen omhoog dat op haar schoot lag.
‘Wat is dit?’
‘Gewoon, medicijnen,’ zei hij.
Ze keek hem onderzoekend aan.
‘Een hele la vol?’
Daar reageerde hij niet op.
‘Dit zijn geen huis-, tuin- en keukenmiddeltjes, Lars... Ben je ziek?’
Kanker in een vergevorderd stadium, wilde hij zeggen. De mensen die kanker in een vergevorderd stadium hadden mochten doen wat ze wilden. Maar nee, ze wist alles al over hem.
‘Nee.’
‘Waarom slik je morfine?’
‘Dat is mijn zaak.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Nee, niet zolang je voor mij werkt.’
Nu keek hij haar in de ogen; haar blik was leeg en doods, alsof er een knop was omgedraaid. Alsof iemand daar naar binnen was gekropen en een rolgordijn naar beneden had getrokken. Had ze die blik altijd al gehad? Hij wist het niet, hij wist alleen dat ze hier nu zat, dat ze levensgevaarlijk was en dat ze waarschijnlijk niet alleen gekomen was. Zijn pistool was buiten bereik en misschien wist ze dat hij het wist. Zou ze de microfoon in bureau Brahegatan hebben gevonden? Zou hij nu sterven?
Lars keek naar de doosjes medicijnen op haar schoot. Hij dacht eraan hoe hij de dominee van Lyckoslanten had voorgelogen, hoe gemakkelijk liegen was als je je van de waarheid bediende. De waarheid is de beste leugen.
‘Lars. Geef antwoord op mijn vraag.’
Hij zat op de grond in zijn ogen te wrijven.
‘Wat wil je weten?’
‘Ik wil weten wat je de afgelopen dagen hebt gedaan, ik wil weten waarom je morfine, benzo en zenuwmedicijnen door elkaar gebruikt.’
Hij reageerde niet meteen.
‘Sorry, Gunilla...’ fluisterde hij.
Ze keek hem oplettend aan.
‘Sorry voor wat, Lars?’
‘Sorry dat ik je heb teleurgesteld...’
Haar kalmte veranderde in gespannen nieuwsgierigheid.
‘Hoezo heb je me teleurgesteld?’ Nu fluisterde zij ook.
Lars haalde een paar keer diep adem.
‘Toen ik jong was...’ begon hij. ‘Een jaar of tien, elf, gaf mijn moeder me medicijnen die ze zelf voorgeschreven had gekregen. Slaapmiddelen, drugs. Ik raakte snel verslaafd. Jaren later heb ik hulp gekregen om ervan af te komen, maar toen was het kwaad al geschied. Ik ben er het grootste deel van mijn volwassen leven van afgebleven. Ik heb alcohol gemeden en nooit sterke medicijnen geslikt. Onlangs ben ik naar de dokter gegaan vanwege rugpijn,’ ging Lars verder, ‘en toen de arts ernaar vroeg, zei ik dat ik slaapproblemen had. Die heb ik altijd al gehad en, nou ja... Ik dacht er niet bij na. Hij schreef me iets voor, pijnstillers en kalmeringsmiddelen, en die heb ik ingenomen.’
Hij keek haar aan, ze luisterde nog steeds.
‘Dat waren niet echt gevaarlijke spullen, maar het was net of er een knop omging. Ik genoot... het was lang geleden dat ik zo had genoten; minstens... ik weet niet hoe lang. Mijn hele systeem reageerde op die pillen en nam ze dankbaar in ontvangst. Toen ging het gewoon vanzelf verder. Binnen een week of wat had het spul me weer in de greep... Ik kreeg sterkere preparaten in handen. Die gebruik ik sindsdien.’
‘Je zei dat je mij had teleurgesteld?’
De blik op de grond, hij knikte nauwelijks merkbaar.
‘Ik heb mijn werk niet gedaan, ik heb hier de laatste dagen voor pampus gelegen... Toen ik je belde en zei dat ik op zoek was naar Sophie, was ik in werkelijkheid hier. Ik heb tegen je gelogen.’
Gunilla probeerde te ontdekken wat waar wat en wat misleiding. Even later ontspande ze zich, dat zag hij.
‘Dat maakt niet uit, Lars,’ zei ze. ‘Dat maakt niet uit...’ zei ze nog eens.
Gunilla stond op en keek hem aan. Ze leek nog iets te willen zeggen, maar deed dat niet. Ze liep de kamer uit. Lars keek haar na.
‘Gunilla,’ zei hij.
Ze draaide zich om.
‘Het spijt me.’
Ze probeerde de waarde van zijn woorden te schatten.
‘Ik wil deze baan niet verliezen. Je hebt me een kans gegeven... geef me er nog een, alsjeblieft...’
Ze gaf geen antwoord en verdween naar de hal. Lars hoorde de voordeur opengaan. Anders Ask liep voor de deuropening van de werkkamer langs, glimlachte naar Lars, schoot hem zogenaamd neer met zijn wijsvinger en verdween vervolgens achter Gunilla aan het trappenhuis in. De voordeur viel dicht en het werd stil in het appartement.
Hij bleef stil liggen totdat het geluid van hun schoenen in het trappenhuis verdwenen was. Lars stond op, raapte zijn pillen bij elkaar, wachtte even, verliet het appartement en begaf zich naar de metro. Hij reisde paranoïde rond, stapte om de haverklap over en zocht naar een schaduw. Toen hij zeker wist dat hij alleen was, ging hij terug naar het hotel aan de Strandvägen, hing het ‘Do Not Disturb’-bordje aan de deurkruk, trilde als een riet toen hij besefte dat hij bijna zijn hachje kwijt was geweest. Het had maar een haar gescheeld. Lars begreep dat alles nu een kwestie was van tijd. Hij ging aan de slag en begon een plan uit te stippelen.