De Vuurdoop(155)
Sophie verzamelde moed en ging bij de persoon onder het witte laken staan. Ze wist wie daar lag, ze wist dat zijn zoon zich er nog niet van bewust was dat hij vaderloos was. Ze tilde het laken voorzichtig op en zag Adalberto, die een vredige uitdrukking op zijn gezicht had. Ze tilde het laken nog wat verder op, gestold bloed op zijn borst. Ze legde het laken terug.
‘Wat is er gebeurd?’ Ze stelde de vraag aan Leszeks arts, die verderop in de kamer een sigaret rookte. Hij haalde zijn schouders op.
‘Toen wij kwamen... was Adalberto dood. En hij ook.’ De arts wees naar de bebaarde man die tegen de muur geleund zat; een bloedspoor was hem naar beneden gevolgd.
‘Leszek was gewond, maar bij bewustzijn. Ik weet niet wat er gebeurd is, maakt ook niet uit. De duivel is hier geweest, laten we het daar maar op houden.’ Hij nam een trekje, de sigaret knisperde.
‘Wie zijn jullie?’ vroeg ze.
Hij blies de rook uit.
‘Wie ben jij?’
‘Ik ben een vriendin van Hector.’
Hij wilde haar om de een of andere reden niet aankijken.
‘Wij zijn artsen en verzorgers, vandaag freelancers, gisteren in vaste dienst. We hadden al jaren een overeenkomst met Adalberto Guzman... Een slapende overeenkomst, voor het geval er iets dergelijks zou gebeuren.’
Ze werden gestoord door een geluid beneden bij de trap, iedereen in de kamer wisselde blikken uit, bange blikken. Wie zou nu de leiding nemen? Voetstappen op de trap, de mannen in de kamer probeerden zich te verstoppen. Langzame voetstappen kwamen aarzelend dichterbij. Sophie liep snel naar de bebaarde man toe, wrikte zijn vingers los, pakte de revolver uit zijn koude, stijve hand en richtte die op de trap. De voetstappen waren vlakbij, ze richtte, ze ademde in, ze zou schieten. Er kwam een hoofd tevoorschijn, de vizierkorrel trilde niet en volgde het hoofd dat een lichaam kreeg, het slanke lichaam van een vrouw.
Sonya Alizadeh kwam de kamer binnen. Sophie liet het wapen zakken en legde het op de grond.
‘Zijn ze dood?’ vroeg Sonya fluisterend en ze ging op een stoel zitten. ‘Ze doken op uit het niets,’ zei ze. ‘Ze schoten van buitenaf. Adalberto werd geraakt terwijl hij zat te eten... Daarna zijn ze het huis binnengedrongen en doorgegaan met schieten. Leszek heeft een van hen geraakt. Daarna werd hij zelf neergeschoten.’
‘Door wie?’
Sonya dacht na.
‘Ik weet het niet. Door een man die in een auto is gevlucht.’
‘En jij?’ vroeg Sophie.
‘Ik ben naar beneden gerend... en heb me in de kelder verstopt.’
Sophie liep naar haar toe, een stoel meetrekkend, ging bij Sonya zitten en pakte haar hand vast. Zo bleven ze zitten, ze keken uit over de kamer, hielden elkaars hand vast. Een zoele zeewind die door de ingeslagen ruiten naar binnen kwam, streelde hen. Sophie keek naar Hector die op de brancard lag te vechten voor zijn leven.
Er klonken pootjes op de trap. Er kwam een wit hondje naar boven, het keek om zich heen in de kamer alsof het iets zocht.
Sonya stak haar handen uit en het hondje kwam nog wat aarzelend haar kant op. Zoekend, snuffelend, waar was zijn baasje? Sonya ging op haar hurken zitten en riep het beestje. De hond kwispelde met zijn staart en sprong in haar armen. Ze ging weer op de stoel zitten met het hondje op schoot en aaide het rustig over zijn vacht.
‘Dit is Piño...’
Sophie realiseerde zich dat ze naar de hond lachte, misschien omdat ze altijd naar honden lachte, of omdat de aanwezigheid van de hond wat rust en normaliteit aan de kamer verleende.
Opeens begon er een apparaat te piepen dat aan Hector gekoppeld zat; de arts en de verzorger gingen koortsachtig aan het werk, Sophie en Sonya keken die kant op.
‘Hij raakt in coma.’ De stem van de arts klonk gestrest.
Sophie liep er snel heen, de arts was ingespannen aan het werk. Hij vroeg om dingen, ze gaf hem wat hij nodig had, hij mopperde en vloekte dat hij niet kon werken met zo weinig middelen. De verzorger diende Hector handmatig zuurstof toe. Sophie keek machteloos toe toen de arts zijn pogingen staakte om Hector weer terug te halen. Hij vloekte in het Spaans, vroeg iets aan de verzorger, een vraag waar geen antwoord op was, die alleen een uiting was van zijn frustratie.
‘We moeten hem verplaatsen.’
‘Waarom?’
‘Dat maakt deel uit van de afspraak. Hij moet aan de beademing.’
‘Waar brengen jullie hem naartoe?’
‘Naar een veilige plaats.’
‘En Leszek?’
De arts keek naar de slapende Leszek.
‘Maak je over hem geen zorgen.’
***
Sophie zat achter in de ambulance naast de brancard waar Hector op lag, Sonya zat naast haar met Piño op schoot. Ze reden door Marbella, de lichten van de stad brandden, Sophie kon alleen door het ene raam van de achterdeur naar buiten kijken, mensen die zich amuseerden, auto’s waarvan de lak glinsterde in het neonlicht van de avond, restaurants, terrassen, motoren, brommers, hitte, muziek, jong en oud door elkaar.