De Vuurdoop(131)
‘Kijk nu wat er gebeurt als mensen gewapenderhand mijn huis binnendringen,’ fluisterde hij.
Aron rukte het beschermvest open en trok het Leif uit, tilde Leifs hoofd op en stopte het beschermvest achter zijn rug. Leif begreep er niets van.
Aron duwde zijn pistool tegen Leif Rydbäcks hart en loste twee schoten. De kogels gingen door zijn lichaam heen en bleven in het beschermvest steken. De vloer bleef heel en Leif was op slag dood. Zivkovic schreeuwde als een kind en begon te huilen.
‘Wie ben je?’ vroeg Hector.
Håkan staarde met betraande ogen naar zijn dode kameraad.
‘Ik ben Håkan Zivkovic.’
Hector haalde zijn knie weg en draaide Zivkovic om.
‘En ben je nu bang, Håkan?’
Zivkovic kon geen woord uitbrengen.
‘Dat was je zonet niet... Met al je praatjes en dreigementen. Wat kan het snel veranderen, hè?’
Hector hield hem stevig bij zijn keel vast.
‘Vertel het nu maar.’
‘Hij heeft zijn naam nooit genoemd,’ bracht Zivkovic moeizaam uit.
‘Hoe zag hij eruit?’
Zivkovic beschreef het uiterlijk van Svante Carlgren.
‘En wat was het doel van dit bezoek?’
Hector kneep nog harder in zijn keel.
‘Jullie bang maken. Ervoor zorgen dat jullie hem met rust zouden laten.’
Hector keek naar Zivkovic, hij had bijna geen kleur meer op zijn gezicht.
‘En als we dat niet deden?’
‘Dan moesten we jullie doodschieten.’
‘Het plan heeft niet gewerkt... Toch?’
Zivkovic schudde zijn hoofd.
‘Ga naar hem toe en vertel hem in detail wat hier gebeurd is. Maak hem duidelijk dat we hem nooit met rust zullen laten en jou ook niet... Onthoud dat goed, Håkan Zivkovic.’
Hector liet Zivkovic los, die opstond en het appartement verliet zonder nog een blik op zijn dode kameraad te werpen.
***
Håkan Zivkovic liep de portiek uit en holde de Själagårdsgatan door. Hij was bleek, hij had een bloedneus... Hij was alleen en gehavend.
Anders belde Gunilla en vertelde waarvan hij zojuist getuige was geweest. Het bleef een poosje stil.
‘Alleen?’ vroeg ze, alsof die vraag haar extra bedenktijd moest geven.
‘Ja.’
‘Dus misschien heeft je plan gewerkt?’
Daar zei Anders niets op.
‘En die andere man is nog boven?’
‘Maar in wat voor conditie, daar durf ik niet eens over na te denken.’
‘Dan... dan wordt het hoog tijd. Of niet, Anders?’
‘Dat zou ik wel zeggen, ja.’
22
De Duitser was een halfuur geleden wakker geworden, toen het druk en rumoerig werd op de afdeling.
De arts heette Patrik Bergkvist. Hij had krullend haar, was achtendertig jaar oud en droeg altijd een helm wanneer hij naar zijn werk fietste. Dokter Bergkvist zat op de rand van het bed en scheen Klaus in de ogen met een klein zaklampje dat hij uit het borstzakje van zijn witte jas had gevist. Klaus keek naar het lampje; op de achtergrond stond een verpleegkundige te wachten. Patrik gebruikte zijn middelbareschool-Duits.
‘Weet u nog hoe u heet?’
Klaus trok een geërgerd gezicht.
‘Ja.’
‘Hoe heet u dan?’
‘Niks mee te maken.’
Patrik probeerde geen spier te vertrekken.
‘Nee? Waarom niet?’
‘Niks mee te maken.’
Op dat antwoord was Patrik niet voorbereid. Hij werd door zijn patiënten meestal met respect behandeld en bovendien leed hij niet graag gezichtsverlies in het bijzijn van verpleegkundigen. Hij knipte het zaklampje uit.
‘We hebben de kogel verwijderd. U hebt geluk gehad, hij heeft geen blijvend letsel veroorzaakt aan uw inwendige organen. U zult nog wel een tijdje pijn hebben.’
‘Danke,’ zei Klaus zacht.
Patrik knikte.
‘De politie wil u spreken. Bent u daar fit genoeg voor?’
‘Nee.’
‘Ik ga ze toch bellen, ik denk dat u er wel fit genoeg voor bent.’
Dokter Bergkvist verliet het vertrek en liep het kantoortje binnen dat tussen twee patiëntenkamers ingeklemd zat en zocht het nummer op dat de politie had achtergelaten. Hij toetste het in en een zekere Gunilla Strandberg nam op. Het bleek een erg aardige vrouw te zijn.
‘Hoe slecht is hij eraan toe?’ vroeg ze.
Patrik Bergkvist stak een heel verhaal af en hing de kundige arts uit. Ze viel hem in de rede toen ze vond dat hij wat al te veel met zijn kennis begon te pronken.
***
*
***
Klaus zat in bed in een Zweeds roddelblad te bladeren. Hij keek naar foto’s van koning Carl Gustaf, koningin Silvia, Carl Philip en Madeleine, die allemaal ergens op een gazon voor een wit paleis stonden te zwaaien. Victoria en haar echtgenoot waren er niet bij. Misschien waren ze op reis. Hij kende hen allemaal. Rudiger, zijn vriend, was verslingerd aan Europese vorstenhuizen.