De Hoeders Van Het Verbond(38)
In de zwarte koffer die ik in Bergen heb gekocht, een Samsonite met een codeslot, ligt de runensteen verpakt in vochtige handdoeken, overhemden en vuile onderbroeken. Niemand weet er iets van. Niet eens de Oudheidkundige Dienst. Alleen Øyvind en ik.
Beheers je, Bjørn, zeg ik tegen mezelf. Er is hier niemand. Ze hebben echt niet de hele tijd in je flat zitten wachten terwijl jij in Bergen was. Ze weten niet dat jij vanmorgen met de trein bent aangekomen. Je denkt niet logisch. Je bent zonder redenen in paniek. Bjørn, zeg ik op mijn strengst tegen mezelf, kalmeer een beetje!
Het licht in het sleutelgat verdwijnt.
Albert Einstein heeft in 1905 vastgesteld dat tijd relatief is. Hij heeft gelijk. De seconden en minuten in de tandartsstoel of voor een executiepeloton verlopen met een andere snelheid dan op het strand.
De kamerdeur gaat open.
Ik stop met ademhalen.
Hassans ogen lijken nog kouder en doodser nu ik weet wie hij is. Hij draagt een donker kostuum met scherpe vouwen. Wit overhemd. Stropdas. In zijn hand heeft hij een pistool. Een Glock.
Er zit een meter of vier tussen ons. Hij vult de deuropening van de kamer. Ik sta nog steeds met mijn voeten op de deurmat.
Achter Hassan komt nog een hoofd tevoorschijn. Ik weet niet hoe hij heet. Maar ik herken hem van mijn hotelkamer in IJsland. Omdat ik mijn hand op de deurklink heb, reageer ik razendsnel.
Ik smijt de buitendeur dicht, draai het veiligheidsslot om, grijp mijn koffer met de runensteen en ren naar de lift.
Als je aan een roofdier wilt ontsnappen, moet je slimmer zijn dan hij. Daarom stuur ik de lift naar beneden. Zonder mij. Zelf ren ik het trappenhuis in, de trap op.
Ik druk op het alarm van de politie.
Mijn hart bonkt in mijn keel.
Na een halve minuut heeft Hassan kans gezien de deur te openen. Een etage onder me stormen ze de galerij op. Ze wachten niet op de lift. Ze daveren het trappenhuis binnen en als een steenlawine storten ze de trap af.
Buiten adem blijf ik staan wachten.
De eerste surveillanceauto van de politie is er na zes minuten. De tweede, met Ragnhild, komt een paar minuten later.
Hassan is weg. Hij is in een van de straten van de villawijk Grefsen opgelost in het niets.
2
Mijn kameraad Terje haalt me een paar uur later van het politiebureau op.
We zien geen spoor van de schurken. Toch maken we meerdere omwegen en rijden zo hard dat het Terje heel zijn bescheiden maandsalaris zou kunnen kosten.
Ik vertel wat er allemaal is gebeurd in Bergen. Maar hij heeft het meeste al vernomen via de kranten. De vondst van de grafkamer bij het Lyse-klooster is een delicatesse voor oudheidkundige overheden. Eerst zijn ze dolenthousiast. Een ongeschonden grafkamer? Uit de twaalfde eeuw? In een bron bij het Lyse-klooster? Daarna beseften ze dat ik eigenhandig de grafkamer heb opgegraven, zonder de formele procedures te doorlopen. Ik had ook geen verzoek ingediend. Ik had niemand op de hoogte gesteld. Integendeel, ik had me gedragen als een echte grafrover. Een vandaal! De Oudheidkundige Dienst en woedende professoren wilden aangifte doen bij de politie. Gelukkig greep de minister van Cultuur in. Hij wilde bovenal een schandaal vermijden. De grafkamer had immers internationale belangstelling gewekt. Ik mocht blij zijn dat ik mijn baan behield. Maar tot een onderzoekscommissie alle kanten van de zaak had doorgenomen, werd ik geschorst. Ook goed. Ik heb alle regels die er zijn overtreden. En ik heb ze niet eens verteld over de runensteen die ik heb meegenomen uit de grafkamer.
Die nacht slaap ik bij Terje op de bank in de kamer. Mijn mobieltje, dat ik van de universiteit heb opgehaald, gaat verscheidene keren over. Onbekend nummer. Ik neem niet op. Het zal ze niet lukken om mijn mobieltje in het centrum op te sporen.
Behulpzaam als hij is - en misschien om te voorkomen dat hij het doelwit wordt van een potentiële bazooka-aanval op zijn appartement - leent Terje me het zomerhuisje van zijn familie op Spro op Nesodden, een half uur varen van Aker Brygge. Praktisch onmogelijk te vinden voor iemand die de runensteen te pakken wil krijgen. Of me wil vermoorden.
3
Het regent. De druppels lopen over de ruit. De Oslofjord is koud en donker. Ik heb de zwarte houtkachel aangestoken.
Buiten in het bos ligt de runensteen, verpakt in een Noors vest en in een hockeytas, die in een natuurlijke holte tussen twee grote stenen is weggezet, afgedekt met losse stenen.
Ik zit achter het bureau en heb uitzicht over de fjord en Langara en voor me ligt een foto waarop de runensteen op ware grootte staat. Een vriend op het Geologisch Instituut heeft naar de juwelen gekeken die zijn ingelegd op de runensteen. Ze zijn vele miljoenen waard.
Afgezien van Øyvind, Terje, de geoloog en ik weet niemand dat de runensteen bestaat. Maar vroeg of laat zullen de vlijtige mieren die in de grafkamer werken zich afvragen wat er in de lege ruimte in de marmeren sokkel hoort te zitten.