De Hoeders Van Het Verbond(138)
'Wat gaan we doen?' vraag ik.
'Ik heb een vrachtschip gecharterd met een speciale container met klimaatregulatie en een lading van vele tonnen koffie en suiker die voor Italië is bestemd.'
Ik kijk haar vragend aan.
'Het schip heet Desidéria', zegt ze. 'Dat betekent "verlangen".'
Ik ben erg traag van begrip.
'Waarom', vraag ik, 'breng je tonnen koffie en suiker naar Italië?'
Ze geven geen van beiden antwoord. Waarschijnlijk denken ze dat ik een grapje maak.
'Ik heb voor twee identieke bestelbussen en een vrachtwagen met oplegger gezorgd', gaat Beatriz verder. 'Ik heb veertien zakken yamwortel en twee vaten zelfgestookte rum aangeschaft. Ik heb de douane, de bewakers en de sjouwers in de haven omgekocht. Ik heb een transportvliegtuig gecharterd dat klaarstaat op het vliegveld. Ik heb met professor Llyleworth van de SIS gesproken, die ons terzijde staat met een groep uit Londen overgevlogen operatives - voormalige professionele commando's. Alles staat klaar.'
'Goed werk!' zegt de Conservator.
'Waar hebben jullie het over?' vraag ik. Allebei kijken ze me meewarig aan.
'Maar Bjørn toch', zegt Beatriz. 'Herinner je je ons gesprek niet? We brengen de mummie terug naar Egypte. We zorgen ervoor dat de onderzoekers de papyrusteksten krijgen.'
'Hoe krijgen we dat voor elkaar?'
'We stelen de mummie en het papyrusmanuscript. Nee, "stelen" is het goede woord niet. Ophalen. Eigenlijk volbrengen we de opdracht die de hoeders vijfhonderd jaar geleden al hadden moeten afmaken.'
'Zullen we gaan?' De Conservator kijkt Beatriz vanuit de deuropening ongeduldig aan.
'Ja. We hebben niet zo veel tijd.' Beatriz klopt wat zogenaamd vuil van mijn kleding en geeft me mijn krukken aan.
2
We nemen een andere weg terug door de kelder.
'Esteban heeft een bewaker boven aan de trap gezet', legt Beatriz uit.
De kelder is een doolhof van smalle, donkere gangen. We lopen en lopen. Er schiet een hagedis over de grond. Even denk ik dat we hopeloos zijn verdwaald onder de grond, maar Beatriz slaat zelfverzekerd rechts en links af.
Met mijn krukken stevig vast hink ik achter hen aan.
'Het geavanceerde alarmsysteem maakt het voor buitenstaanders praktisch ondoenlijk om de mummie en het manuscript te stelen', zegt Beatriz. 'Een vreemde kan bijna onmogelijk langs de hoofdpoort komen. In het park kan zich nog geen eekhoorn verroeren zonder dat de bewakers het weten. Maar het systeem heeft geen rekening gehouden met een aanval van binnenuit. Door mij.'
3
Aan het eind van de keldergang komen we bij een steile trap - nauwelijks breder dan vijftig centimeter - die ons naar de eerste kelder leidt. Daarvandaan lopen we door een gang naar een trap die ons naar de hal voor de bibliotheek brengt.
'We halen eerst de papyrusrollen op. Van nu af aan moeten we goed letten op de bewakingscamera's', zegt Beatriz. 'Het paleis wordt constant van binnen en van buiten bewaakt door vijfenveertig camera's die iedere tien seconden beelden naar vijftien monitoren sturen.'
Ik ben niet zo goed in rekenen. Maar een simpele rekensom vertelt me dat iedere camera steeds een pauze van twintig seconden heeft.
'We hebben weinig tijd', verzekert de Conservator me.
'De bibliotheek wordt door twee camera's bewaakt', zegt Beatriz. 'De ene zit in de rechterhoek aan het plafond, de andere midden in de zaal. Beide camera's hebben dode hoeken. Loop achter me aan! Niemand beweegt zich voordat ik het zeg.'
Het gewelf
1
Op een teken van Beatriz sluipen we de bibliotheek in. Dat wil zeggen: Beatriz en de Conservator sluipen. Zelf strompel ik op krukken achter hen aan, struikel over het vloerkleed en stoot luidruchtig met mijn schouder en handgreep van de kruk tegen de houten deurpost. Ik kreun van de pijn. Beatriz draait zich om, gebaart en slaat haar ogen ten hemel.
'Tot nu toe weet niemand dat ik jullie uit de cel heb gehaald', wijst ze me fluisterend terecht. 'Als iemand ons ontdekt is het afgelopen. Dan kunnen we nooit meer ontsnappen.'
'Begrepen!'
In de dode hoek van de plafondcamera, tussen twee kruiken van porselein, drukken we ons tegen de muur.
Als het lichtje van de camera uitgaat, haasten we ons langs de boekenkasten naar de volgende dode hoek in de bibliotheek. Beatriz moet twee keer naar de irisscanner en het codepaneel lopen voordat de deur van de heilige bibliotheek opengaat.
Ik hoor geen alarm of rennende voetstappen. Maar mijn hart klopt zo hard dat ze het in Key West moeten kunnen horen.
We doen de deur van de heilige bibliotheek dicht en drukken ons onder de bewakingscamera tegen de muur. Als het lichtje donker wordt, rennen Beatriz en de Conservator voor me uit door de bibliotheek. We schieten een zijpad in naar een met staal versterkte deur. Hier hangt gelukkig geen camera.
Beatriz legt haar oog tegen de irisscanner, wacht op het groene licht en toetst twee zescijferige codes in. Bij iedere toets klinkt een elektronisch piepje. Het deurslot zoemt.