Reading Online Novel

De Falende God(53)



Thoreld grauwde. ‘Je hebt een dolk in de buurt van mijn edele delen gezwaaid, gestoorde gek. Ik zou je terug moeten stampen die gang in en dan de boel in laten storten!’

‘Rustig maar.’ Grijs legde een hand op de arm van de jager die trilde van woede. Met zijn andere hand reikte hij naar Grim en trok die overeind. ‘We zijn zover gekomen, het heeft geen zin elkaar nu naar het leven te staan. Hoewel ik moet zeggen dat ik ook lichtelijk gepikeerd zou zijn als je dat bij mij probeerde.’ Hij grinnikte zachtjes.

Grim hikte bijna van het lachen. ‘Hij zei dat hij vastzat en niet voor of achteruit kon. Dat heb ik gewoon even getest. Viel me alleszins mee.’ Hij reikte achter zich en begon het touw binnen te halen zodat even later de drie rugzakken weer in het bezit van de drie huurlingen waren.

Grijs knikte naar de deur en wees naar de rijk bewerkte deurposten. ‘Zien jullie iets bijzonders? Of is dit weer een deur die brute kracht nodig heeft?’

Thoreld pakte het lampje uit de nis en bekeek de ingewikkelde patronen. Hij wees naar de bovenkant van de deur. ‘Daar staat Torazan tussen de cirkels en de driehoeken.’

‘Dan zitten we in ieder geval goed,’ zei Grim. ‘Daar maakte ik me nog wel even zorgen over. We hebben altijd aangenomen dat het de grootste tombe was, maar we hebben nergens gekeken of het daadwerkelijk deze was.’

‘In ieder geval zitten we hier nog even veilig,’ zei Grijs, ‘hoewel we toch een keer verder zullen moeten gaan. Hier blijven behoort niet tot mijn plannen voor de komende tijd en ik was ook nog niet van plan nu al het hiernamaals op te zoeken en zeker niet hier.’ Er voer een trilling door de tombe en er viel wat gruis en steentjes naar beneden. De drie mannen keken elkaar aan bij het flakkerende lamplicht. ‘En misschien moeten we toch maar wat haast maken,’ voegde Grijs toe.

‘Hmm, wacht eens even,’ zei Thoreld die de deurposten verder bestudeerd had. Hij volgde met zijn hand de patronen, voelde langs de stenen die de omlijsting van de deur vormden tot hij triomfantelijk ‘aha’ zei. Er klonk een droge klik en even later zwaaide de stenen deur geruisloos open. Hij wees op de vele driehoeken in het patroon. ‘Het zijn gewoon pijlen en ze wijzen naar de uitgang. Hoe simpel kan het zijn.’

Grim bromde iets onverstaanbaars, pakte zijn rugzak en stapte naar binnen gevolgd door Grijs en daarna Thoreld. Het was koud in de tombe en hun adem kwam in kleine wolkjes. De ruimte waar ze in stonden was zo’n zeven voet hoog, dus genoeg om rechtop te kunnen staan. Voor hen werd de kamer snel wijder tot een twee dozijn voeten. Dikke monolithische pilaren ondersteunden het plafond van immense stenen dekplaten. Langs de muren stonden manden van half vergaan riet, gevuld met metalen objecten, goudgeel afgewisseld met dof zilverzwart, bekers, schalen en kunstvoorwerpen, de meeste bezet met edelstenen.

‘Met recht een koningsgraf,’ fluisterde Thoreld en begerig stapte hij naar de dichtstbijzijnde mand toe.

‘Wacht,’ sprak Grijs dringend en hij trok Thoreld aan zijn haar terug.

‘Wat doe je?’ bulderde Thoreld die zich omdraaide en zijn helm weer goed zette.

Grijs hief de olielamp die hij droeg hoog op en wees naar de andere kant van de kamer. Daar weerkaatsten twee ogen het licht van de lamp. ‘Ik geloof niet dat het op prijs wordt gesteld, vriend Thoreld. Toen je de mand naderde zag ik die ogen opgloeien en dat kwam niet door mijn lamp.’

‘Had ik al gezegd dat ik deze stad intens haat,’ vroeg Grim, ‘en alle levende en dode inwoners?’

‘Tijd om te vertrekken dus,’ zei Grijs. Hij liep naar voren en in het flakkerende licht van zijn lamp werd de zittende figuur van de laatste koning van Ard Anurios zichtbaar. Een albasten troon ingelegd met ivoor en edelstenen die een caleidoscoop aan weerkaatsingen veroorzaakten was zijn laatste rustplaats geworden. De verdroogde huid van het uitgeteerde lichaam van de oude koning vertoonde gaten waar de tijd haar werk had gedaan, ondanks de rust van de volledig afgesloten ruimte. Twee bloedrode edelstenen waren in de oogholten geplaatst. Aan de voeten van de koning lagen de skeletten van zijn drie laatste getrouwen.

‘Is... is dat de Regenboogtroon?’ vroeg Thoreld?

‘Dat lijkt me wel,’ sprak Grijs. ‘Ard Anurios is een tijdje hoofdstad van het halve eiland geweest, dus in die tijd zal de troon erheen verplaatst zijn.’

‘Dat is een verbazingwekkende vondst.’ Thoreld schudde zijn hoofd.

‘Ik ben meer geïnteresseerd in de geschenken waarover de stele sprak,’ onderbrak Grim de discussie, ‘dan kunnen we daarna een weg naar buiten vinden. Ik heb een slecht gevoel over de hele situatie en hier zijn maakt het er niet beter op. Staat er nog ergens iets ouds geschreven dat Thoreld kan voorlezen?’