Reading Online Novel

De Falende God(54)



Hij was nog niet uitgesproken of een kille wind trok door de grafkamer. Voor hun ogen sidderde het verdroogde lichaam van Torazan en de dode koning hief zijn rechterhand en wees naar Grim. De linkerhand pakte een zwaard met een rijkversierde schede en bood die aan de oude huurling aan. Met open mond pakte Grim het geschenk aan. Vervolgens werd Thoreld aangewezen en de linkerhand reikte hem een breedbladige speerpunt met kunstig bewerkte schacht. Ook Thoreld was sprakeloos en hij nam het wapen in ontvangst. Grijs als volgende deed een stap naar voren. De koning bood hem met twee handen een groot, in zwart leer gebonden boek aan dat al die tijd op zijn schoot gerust had. Grijs was verbaasd over het gewicht van het boek tot hij zag dat er dikke, zwartgeblakerde ijzeren sloten op het boek zaten.

Met een huiveringwekkend gekraak richtte het dode lichaam van de oude koning Torazan zich op en sprak tegen de drie huurlingen: ‘Hoed u voor het Afwezige Licht!’ De wind stak weer op en de koning begon langzaam te verkruimelen tot er alleen nog een hoopje as, botten en wat stukjes eeuwenoude kleding op de troon lagen, met daar bovenop twee grote, glanzende, bloedrode edelstenen. Het werd onnatuurlijk stil en bij het flakkerende lamplicht wachtten de drie mannen tot er nog iets gebeurde. Dat duurde enkele minuten tot Grim ongeduldig werd.

‘Nou, dat lijkt me duidelijk,’ zei hij, ‘nu zitten wij hier in dit hol in plaats van hij.’

‘Hij heeft zich wel voor ons opgeofferd,’ gaf Thoreld aan, ‘dus ik denk dat hij ook wel voorzieningen voor ons heeft getroffen om hier uit te komen.’

‘Laten we de ruimte maar even verder onderzoeken.’ Grijs voegde daad bij woord. ‘Misschien zitten hier ook ergens pijltjes op de muren.’

Thoreld snoof even. ‘Zeg nooit nooit. Vergeet niet dat de man de voorzienigheid zelve was. Hij wist dat we kwamen en had zelfs geschenken voor ons. Waarom? Vraag jij je dan niet af of hij nog meer voorzien heeft? Zoals een uitweg uit dit graf?’

‘Als dat zo is, waarom heeft hij die dan niet zelf genomen?’ vroeg Grim.

‘Omdat hij weigerde zijn geliefde stad te verlaten.’ Grijs knikte even naar de troon. ‘Dat kan ik respecteren.’

‘Hmm, ja, als je het zo stelt.’ Grim gaf de troon een zet. Achter de troon was een spierwitte deksteen. ‘Wat zou daarachter zitten?’ vroeg hij.

‘Geen idee,’ Grijs plukte aan de randen van de steen, maar kon geen houvast krijgen. ‘Verdraaid lastig daar iets tussen te krijgen.’

Thoreld kuchte even. ‘Laat mij maar, ik heb iets dat ertussen kan.’ Grijs stapte opzij en Thoreld dreef met kracht de speerpunt tussen twee kiertjes. Vervolgens wrikte hij net zolang tot de deksteen een paar duimen naar buiten stak, net genoeg voor de mannen om houvast te vinden en de steen naar voren te trekken. Thoreld bestudeerde het blad van de speer om te zien of het wapen beschadigd was, maar hij kon geen krasje vinden. ‘Met recht een gift een koning waardig!’

De deksteen viel naar voren en kwam neer met een klap die door de grafkamer en het zojuist ontstane gat echode.

Grim duwde zijn lamp naar binnen. ‘Lijkt me een gang,’ zei hij. ‘Breder en hoger dan die andere gang, denk ik. Volgens mij leidt deze onder de muur verderop door.’

‘We zullen zien,’ sprak Grijs. Hij pakte het touw van Thoreld weer en bond dat om zijn middel. Hij wierp nog een laatste blik op de lege Regenboogtroon en kroop toen met de lamp in zijn hand door het gat. Zijn rugzak, nu verzwaard met het boek, nam hij meteen mee. Vrijwel direct kon hij bijna rechtop staan. Hoewel de gang smal was, was hij hoog genoeg voor een klein mens om rechtop in te staan. Grijs moest dus bukken, maar het was beter dan met zijn hoofd vooruit door een naar beneden afdalend nauw gangetje te kruipen. Deze gang liep vrijwel recht, een twintig tot dertigtal voeten onder het oppervlak van de knekelvelden en onder de muren van de stad. Grijs voelde het moment dat hij de invloedssfeer van de stad verliet, alsof er een gewicht van zijn schouders viel, alsof de wil van de stad zich niet meer kon laten gelden nu hij buiten de muren was getreden. Hij trok aan het touw om de anderen te melden dat alles goed was en hij riep naar achteren: ‘Thoreld, Grim, volg mij, de uitgang is hier.’ De gang liep nog vele honderden voeten door voor hij omhoog begon te leiden. Uiteindelijk kwam Grijs bij een stenen trap naar boven, een tiental treden die naar een wederom spierwitte deksteen voerden, maar bij deze steen vielen straaltjes licht door kieren rondom de steen naar binnen.

Grijs wachtte ruim een uur tot de huurlingen bij hem waren. ‘Waar bleven jullie?’ vroeg hij.

‘Hoezo? We zijn meteen gekomen toen je riep, nog geen tien minuten geleden,’ sprak Thoreld verbaasd.

Grim haalde zijn schouders op. ‘Die vervloekte stad heeft te veel invloed op ons gehad.’