Reading Online Novel

De Falende God(130)



Op de top van het loden pad was een verbreding van het pad die redelijk ongeschonden was gebleven. Daar verzamelde het gezelschap zich. Gremmel sloeg met zijn vlakke hand een aantal malen tegen de rotswand alsof de pijn in zijn hand hem het verlies van zijn vriend kon doen vergeten.

Jedaraman liet zich plat op de grond vallen en bleef daar hijgend liggen tot zijn hart bedaard was en hij weer op adem was gekomen. Fialle was redelijk ongeschonden door het rumoer gekomen en begon met het verzorgen van allereerst Thoreld en daarna de andere mannen van het gezelschap. Jakhals had wat lelijke sneden op zijn hoofd en bovenarmen gekregen, was nog steeds bewusteloos en zag er grauw uit. Inskald had een steen op zijn schouderblad gekregen en die leek gebroken. Grijs had een snee op zijn voorhoofd die erger leek dan hij was en Grim liep mank door een steen die tegen zijn dij was geklapt en een paarse bloeduitstorting ter grootte van een appel had achtergelaten.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Grijs aan Jedaraman.

Die schudde zijn hoofd. ‘Vertrouw nooit een draak. Zelfs geen dode draak.’ Jedaraman wenkte naar het Dal der Fluisteringen. ‘Dat was er zo een. Of de echo ervan. Die was niet blij dood te zijn en liet dat blijken.’

Grijs keek bedenkelijk.

‘Hebben we gevonden wat we zochten?’ vroeg Thoreld er direct achteraan.

Jedaraman schudde zijn hoofd. ‘Daar hadden we geen tijd voor. Om de een of andere reden waren de geesten op de hoogte van iets dat jij bij je had. En dat heeft waarschijnlijk meer wakker gemaakt. Hoewel de aanwezigheid van Jakhals misschien ook de woede van de doden heeft aangewakkerd. Ze vielen hem immers als eerste aan.’

Thoreld bloosde door de lagen stof heen. ‘Eh, ja, ik vond ze te belangrijk om ze te laten liggen in Ard Anurios, vandaar.’

‘Misschien was het wel goed,’ zei Jedaraman. ‘Het heeft de geesten bevrijd en mij de informatie opgeleverd die ik zocht. Ik weet nu waar het Zwarte Boek, de Nortrak, zich bevindt.’

‘Waar dan?’ vroegen Grijs en Grim tegelijk.

Jedaraman grijnsde ongemakkelijk. ‘In het hol van de Draconii. In de Drakkanborch in de Diepe Landen.’