Reading Online Novel

Brainwash(68)



Hij kan het bijna niet geloven dat ze een paar dagen geleden nog in Barcelona zaten. De vakantie was niet alleen maar gemakkelijk. Er waren heel wat lastige momenten, zoals die nacht dat hij een hevige paniekaanval kreeg en naar buiten was gevlucht. Naomi was kwaad, omdat hij geen bericht had achtergelaten. Ze snapt totaal niet hoe hij zich dan voelt. Als hij het erg te pakken heeft, met hevige hartkloppingen en duizelingen, dan denkt hij dat hij doodgaat.

Hij weet wel waarom hij in paniek raakte. Ze hadden ’s avonds aan de bar gezeten met een jong stelletje dat op huwelijksreis was. Jelle vond die hele trouwerij maar flauwekul, maar ze raakten er niet over uitgepraat. Hij schrok van Naomi’s reactie. Toen die vrouw de trouwfoto’s liet zien, werd Naomi helemaal lyrisch. ‘Romantisch, hè?’ zei ze toen ze in hun appartement waren. Hij kreeg het meteen stikbenauwd. Hij kan gewoon niet trouwen, dat weet hij zijn hele leven al. Maar hij wil Naomi ook niet teleurstellen. Zijn ouders heeft hij ook teleurgesteld, anders was zijn vader nooit weggegaan. En zijn moeder vond Ollie altijd belangrijker dan hem. Hij wil aardig gevonden worden, door iedereen. Hij had het Naomi eerlijk moeten zeggen. ‘Sorry, schat, jij mag het romantisch vinden, maar trouwen is niks voor mij.’ Hij heeft zich weer eens ingehouden, zichzelf weer verloochend. Erger nog: hij is er zelfs in meegegaan. ‘Heel romantisch,’ had hij zelfs gezegd.

Hij kan haar dit soort romantiek niet geven, hij kan haar sowieso niet veel geven. Daarom moet dit lukken. Hij geeft haar haar zus terug, dat is veel belangrijker.

Jelle ziet de Ark al liggen. Ze hebben het goed beschreven, het ziet er precies zo uit als ze zeiden. Oswin en Esther staan op hem te wachten. Nu krijgt hij dus een rondleiding in de toko van Onze-Lieve-Heer.

‘Welkom,’ zeggen ze.

Jelle zet zijn fiets neer. ‘Mooi gebied hier.’ Hij moet toch iets zeggen, want ze staan er zo trots en stralend bij. ‘En die tuin is ook niet mis.’

‘Hou je van tuinieren?’ vraagt Esther.

‘Ja, daarom vind ik het zo fijn om voor Rafaël te werken, lekker buiten. Vroeger op de basisschool had ik een schooltuintje. We mochten onze naam zaaien. Supertrots was ik.’ Hij vertelt maar niet over de raapstelen die hij had gezaaid.

Op een dag reed hij heel trots naar huis met een grote zak raapstelen uit zijn tuin. Toen hij thuiskwam was zijn moeder in paniek. Ollie had die middag een mes te pakken gekregen en zichzelf in zijn hand gesneden. Ze kwamen net uit het ziekenhuis. Ollies hand zat in het verband en diezelfde week moest hij aan zijn hand worden geopereerd. Die avond haalde zijn moeder een kant-en-klaarmaaltijd, want ze had geen energie om te koken. De rest van de week mocht Ollie kiezen wat ze aten, omdat hij zielig was. De raapstelen lagen al die tijd in de schuur. Nu snapt hij wel dat zijn moeder iets anders aan haar hoofd had, maar de kleine Jelle dacht dat ze zijn groente niet lekker vond.

Na een week vond zijn moeder de raapstelen, helemaal verdord. ‘Ach,’ zei ze, ‘die kunnen we niet meer eten.’ En ze smeet ze in de groene bak.

‘We beginnen bij de gebedsruimte,’ zegt Oswin als ze door de hal lopen. ‘Jonathan is er nog, maar straks gaat hij weg en dan mogen we naar binnen.’ Jelle ziet Jonathan door de open deuren staan. Dat is hem dus, denkt hij. Jonathan kijkt hem aan en gebaart dat ze naar binnen mogen.

Jelle loopt de gebedsruimte in. Hij is oprecht onder de indruk van de gewijde sfeer die er hangt.

Jonathan richt zijn blik op hem. ‘Welkom, mijn zoon.’

Jelles adem stokt in zijn keel. Hoe vaak heeft hij niet naar deze woorden verlangd? Hij raakt ervan in de war.

‘Ik zie dat dit je raakt.’ Jonathan wenkt dat hij dichterbij mag komen. ‘Je had gewenst dat je ouders je zo hadden aangesproken.’

Jelle kijkt hem aan. Hij begrijpt me, denkt hij. Voor het eerst staat hij tegenover iemand die precies de vinger op de zere plek legt. Jelle denkt aan zijn missie, aan wat hij hier komt doen, maar hij raakt in de ban van Jonathans woorden.

‘Je bent niet de enige,’ gaat Jonathan verder. ‘Velen hier zijn jou voorgegaan; jonge mensen die door hun ouders zijn verlaten, of juist in een moeilijke periode van hun leven in de steek zijn gelaten. Jongeren, net als jij, hebben geleden doordat ze dachten dat ze wees waren. Maar ieder mens is een kind van God. Als je dat beseft, zul je je nooit meer alleen voelen.’

Jelle is zich ineens bewust van de eenzaamheid die hij al jaren diep vanbinnen voelt. Tranen wellen in zijn ogen op.

‘Om tot dat besef te komen moet je de moed hebben om Gods pad te bewandelen. Je zult voorgoed van je eenzaamheid verlost zijn en de overweldigende warmte van God ervaren.’ Jonathan doet een paar stappen naar voren en legt een hand op Jelles hoofd. ‘Ik voel dat je lijdt.’