Brainwash(15)
Later lag er een brief voor hem op de mat waarin het tehuis bevestigde dat hij niet meer welkom was. Hij miste zijn broertje en stuurde hem elke week een kaart. Voor Ollie wilde hij van de drugs af en hij hield op met snuiven. Het was hartstikke moeilijk. Hij had iets kalmerends gehaald bij de huisarts en het zag ernaar uit dat het hem ging lukken.
In die tijd woonde hij in een souterrain in Amsterdam-West. Hij werkte in Aalsmeer op een bloemenkwekerij. Dat baantje had hij aan zijn hospita te danken. Elke dag ging hij met de bus op en neer. Af en toe had hij het zo moeilijk dat hij Chocolate wilde bellen, maar zodra zijn mobieltje overging, hing hij gauw op. Na een week begon Chocolate zelf te bellen, maar dan verbrak Jelle de verbinding. Tot Chocolate ineens met zijn scooter bij Jelle voor de deur stond. ‘Ik heb heel speciaal spul voor je,’ zei hij en hij haalde een zakje tevoorschijn. Op dat moment werd de deur van eenhoog opengegooid.
‘Zie je wel, dat vermoedde ik al!’ Zijn hospita stormde de trap af. ‘Ik heb hier een vuile junk in het souterrain zitten.’ Chocolate scheurde weg. De hospita stormde Jelles kamer in en begon zijn spullen op straat te gooien. ‘Eruit!’ schreeuwde ze. ‘Mijn huis uit!’
Tien minuten later stond Jelle buiten. Waar moest hij heen? Bij zijn moeder kon hij niet terecht. Hij sliep die nacht in het Vondelpark. Misschien is het maar voor één nacht, dacht hij. Morgen ga ik naar mijn werk en dan heeft vast wel iemand woonruimte voor me, misschien ergens in Aalsmeer. Maar toen hij de volgende ochtend op zijn werk kwam, stond zijn baas hem al op te wachten. ‘Voor jou is hier geen plaats meer,’ zei die.
Hij had het kunnen weten. Hij stapte in de bus en reed terug naar Amsterdam. Er hing een dichte mist, maar dat merkte hij niet eens. De hele rit staarde hij voor zich uit. Bij het eindpunt kwam de chauffeur naar hem toe. ‘Opstaan, jongen. We zijn er.’
Hij zwierf doelloos door de stad. Eerst voelde hij zich vooral depri, maar daarna werd hij bang. Bang voor de toekomst. De angst kroop in zijn lijf, nam bezit van hem, tot hij het niet langer kon verdragen, en hij pinde zijn laatste geld. Daarna belde hij Chocolate.
In het weekeind heeft Naomi hem over haar leven op de boerderij verteld. Haar leven was zo anders dan het zijne! Hij wil de boerderij wel een keer zien, en haar broer, die zo stil is en nooit een vriendin heeft gehad. Hij dacht altijd dat het super was om op een boerderij op te groeien, lekker buiten ravotten en de dieren verzorgen. Maar Naomi vond het er vreselijk.
Zijn mobiel gaat. Het is Naomi. ‘Hi, schatje.’
‘Heb je even voor me?’ zegt ze.
Ze klinkt nerveus, denkt Jelle als hij haar sombere stem hoort. Die gaat het vast uitmaken.
‘Ja, natuurlijk,’ zegt hij, bang voor wat er komen gaat.
‘Ik maak me zorgen om Elise.’
Jelle haalt opgelucht adem. Ze maakt het dus niet uit. Afgelopen weekeind had Naomi hem over haar zus verteld. Ze leeft heel teruggetrokken en Naomi is bang dat ze vereenzaamt. Daarom is ze bij haar komen wonen. Zelf is het hem ook opgevallen. Elise kijkt vaak weg als hij iets tegen haar zegt. Ze is heel schuw.
‘Net kwam ze heel somber thuis,’ zegt Naomi. ‘Ik snap het wel, want wat doet ze nou helemaal met haar leven, behalve werken? Er gebeurt helemaal niets.’
‘Neem haar ergens mee naartoe,’ zegt Jelle. ‘Waar wordt ze blij van?’
‘Nergens van. Of toch… Van de tuin. Ze wil een wilde tuin. Een natuurlijke tuin heet dat, geloof ik.’
‘Daar is vanavond een lezing over,’ zegt Jelle. ‘Ik kwam toevallig langs de Ooievaar, het clubhuis in de Wibautstraat, en toen zag ik een poster voor het raam hangen. Ik kijk wel even op mijn laptop. Momentje. Ja, hier heb ik het: de milieuvriendelijke tuin. voorlichting en bewustmaking over natuur, tuinieren, milieu en duurzaamheid.’
‘Mijn god, wat een gezwets,’ zegt Naomi. ‘Moet ik daarnaartoe? Ik heb niks met tuinen.’
‘Ja, eh… jij wilt iets voor je zus doen.’
Hij hoort Naomi zuchten. ‘En hoe lang duurt die lezing dan?’
‘Even kijken, waar staat het? Ja, hier. Het duurt anderhalf uur, en dan zit er ook een pauze in.’
‘Misschien ziet ze daar een leuke jongen,’ zegt Naomi. ‘Nou ja, ik doe het voor mijn zus. Anderhalf uur.’
‘Je kunt aan mij denken,’ zegt Jelle plagend.
‘Ja, aan onze duurzame milieuvriendelijke relatie. Als ik haar meekrijg tenminste, dat valt ook nog maar af te wachten. O, daar komt ze aan. Kus.’
Elise
‘Hè hè, ik heb alles,’ zegt Elise. ‘Ik moest naar twee winkels. In de super hadden ze geen Parmezaanse kaas meer.’
‘Ik ga gauw het eten maken.’ Naomi pakt de tas aan. ‘Want we gaan uit.’