Blauwe maan(69)
‘Damen, alsjeblieft,’ weet ik dan eindelijk uit te brengen. ‘Ik weet dat het er vreemd uitziet. Echt, ik weet het. Maar ik kan het uitleggen. We willen je alleen maar helpen.’
Hij kijkt me aan met zo’n spottende blik dat ik me schaam. Ik dwing mezelf verder te gaan; ik moet het toch in elk geval proberen. ‘Iemand probeert je te vergiftigen,’ zeg ik met nadruk op het eerste woord. Ik slik en kijk hem aan. ‘Iemand die je kent.’
Hij schudt zijn hoofd en gelooft er geen woord van. Hij weet zeker dat ik rijp ben voor het gesticht en hoe eerder ze me komen halen, hoe beter.
‘En die persoon die dat op zijn geweten heeft, die persoon die ik ken… Dat ben jij niet toevallig zelf?’ Hij zet een stap in mijn richting. ‘Want jij bent degene die heeft ingebroken om binnen te komen. Jij bent degene die in mijn koelkast rommelt en die iets met mijn flessen van plan is. Beter bewijs kan ik niet bedenken.’
Mijn keel zit dicht en ik schud mijn hoofd weer. ‘Ik weet dat het er zo uitziet, maar je moet me geloven! Het is echt waar, ik verzin dit heus niet ter plekke.’
Weer komt hij een stap dichterbij. Hij doet het zo langzaam, bedachtzaam en doelbewust dat het me doet denken aan een roofdier dat zijn prooi besluipt. Dus besluit ik mijn kaarten op tafel te leggen. Ik bedoel, ik heb toch niets meer te verliezen.
‘Het is Roman, oké?’ Ik houd mijn adem in en zie zijn gezichtsuitdrukking veranderen van beschuldigend naar uitermate woest. ‘Je nieuwe vriend, Roman, hij is…’ Vanuit mijn ooghoek zie ik Ava staan. Ik kan niet hardop zeggen wat Roman precies is – een onsterfelijke rebel die Damen dood wil zien, al heb ik nog niet kunnen uitvogelen waarom dan wel. Damen heeft geen enkele herinnering aan Drina en weet niet meer dat hij onsterfelijk is. Hij is al zo ver heen dat hij dat toch niet meer zou begrijpen.
‘Verdwijn.’ De blik in zijn ogen is zo ijzig dat het me koude rillingen bezorgt, meer dan de openstaande koelkast.
‘Verdwijn uit mijn huis voor ik de politie bel.’
Ik kijk naar Ava en zie hoe ze de flessen leeggiet zodra hij zijn dreigement uit. Dan zie ik hoe Damen zijn telefoon grijpt en zijn wijsvinger het alarmnummer al begint in te toetsen.
Ik moet hem tegenhouden. Hij mag dat telefoontje niet plegen. De politie moet hier niet ook nog eens bij betrokken raken. Dus staar ik in zijn ogen, ook al wil hij me niet aankijken. Ik concentreer al mijn energie op hem, mijn gedachten stromen naar hem en ik doe mijn uiterste best het kleinste beetje invloed uit te oefenen. In gedachten overgiet ik hem met een barmhartig, liefdevol, wit licht en stuur ik hem telepathisch een boeket rode tulpen. De hele tijd fluister ik: ‘Ik wil geen problemen.’ Rustig deins ik achteruit. ‘Je hoeft niemand te bellen, we vertrekken meteen.’ Ik houd mijn adem in en zie hoe hij naar de telefoon staart en zich afvraagt waarom hij het laatste cijfer van het alarmnummer niet kan indrukken.
Hij kijkt op en eventjes – een honderdste van een seconde misschien – zie ik de oude Damen voor me staan. Hij kijkt naar me zoals hij vroeger deed en ik voel de bekende, warme gloed door me heen gaan. Het moment is even vlug weer voorbij, maar ik ben blij met alle kleine beetjes.
Hij smijt de telefoon op het aanrecht en schudt zijn hoofd. Ik weet dat we snel moeten zijn, voor mijn invloed op hem wordt verbroken. Ik pak mijn tas en ren naar de voordeur. Als ik me omdraai, haalt hij alle flessen tevoorschijn uit de koelkast en de keukenkastjes. Hij schroeft de doppen eraf en laat de inhoud van alle flessen weglopen in de gootsteen. Hij is ervan overtuigd dat er iets mis is met de inhoud, nu ik eraan heb gezeten.
Vijfendertig
‘Wat gebeurt er nu hij zijn drankje niet meer heeft? Wordt hij beter of wordt het juist alleen maar erger?’
Dat is de vraag die Ava me stelde zodra we in de auto zaten. In alle eerlijkheid wist ik niet wat ik moest zeggen. Dus zei ik niets. Ik haalde mijn schouders op.
‘Het spijt me,’ zei ze toen. Ze vouwde haar handen in elkaar in haar schoot en keek naar me met een blik die bewees dat ze het meende. ‘Ik voel me een beetje schuldig.’
Ik schudde mijn hoofd. Ja, ergens was het misschien een beetje haar schuld omdat ze per se eerst het hele huis wilde zien. Maar dan nog was het mijn briljante ingeving om in te breken. Ik was zo druk bezig met de flessen dat ik er niet meer aan dacht de deur in de gaten te houden. Als er iemand verantwoordelijk was voor de blunder, dan ik wel.
Maar nog erger dan betrapt te zijn, was de blik in Damens ogen. Ik weet nu dat hij me niet alleen een rare stalker vindt, maar zelfs denkt dat ik een zielige loser ben. Hij weet zeker dat ik geprobeerd heb iets in zijn drank te doen – een maf liefdesdrankje vol voodoo of zwarte magie in de hoop dat hij me dan weer leuk vindt.