Blauwe maan(67)
Deze gladde Damen van een nieuw millennium is een complete vreemdeling voor me. Als ik mijn blik door de kamer laat glijden, vraag ik me af of het al te laat is. Kan ik hem nog redden?
‘Wat is er mis?’ Ava houdt haar hoofd schuin. ‘Je ziet opeens lijkbleek.’
Ik pak haar arm vast en trek haar mee naar beneden. ‘We moeten opschieten,’ zeg ik streng. ‘Voor het te laat is!’
Drieëndertig
Ik hol de trap af, vlieg de keuken in en roep: ‘Pak de tas bij de deur en geef hem aan mij!’
Ik haast me naar de koelkast. Ik wil hem maar al te graag leeghalen en de inhoud vervangen door mijn eigen flessen. Dat moet allemaal gedaan zijn voor Damen thuiskomt en ons betrapt.
Als ik de deur van zijn enorme, Sub-Zero-koelkast opentrek, zie ik – net als in de kamer boven – totaal niet wat ik verwacht. Om te beginnen zit de ijskast vol met eten.
En ik bedoel echt een ongelooflijke hoeveelheid etenswaren, alsof hij van plan is een feest te geven dat drie dagen duurt.
Ik zie grote stukken vlees, dikke plakken steak, enorme driehoeken kaas, een halve kip, twee grote pizza’s, ketchup, mayonaise en diverse bakjes van de afhaalchinees – van alles! En dan ook nog diverse sixpacks bier op de onderste plank.
Het ziet er allemaal doodgewoon uit. Maar dat is het ’m nou juist.
Damen is niet doodgewoon. Hij heeft in al die zeshonderd jaar nauwelijks iets gegeten.
Hij drinkt ook geen bier.
Zijn onsterfelijkheidsdrank, water, af en toe een glas champagne, dat wel. Maar Heineken en Corona? Niet dus.
‘Wat is er?’ Ava zet de tas op de grond en gluurt over mijn schouder mee in de koelkast. Ze vraagt zich af waar ik me zo druk om maak. Ze trekt de vriezer open. Die zit vol flessen wodka, diepvriespizza’s en bekers Ben & Jerry’s. ‘Dus… hij is kort geleden naar de supermarkt geweest. Is dat op een of andere manier reden voor paniek? Laten jullie normaal gesproken soms je eten gewoon verschijnen als je trek hebt, of zoiets?’
Ik schud mijn hoofd. Ik kan haar niet vertellen dat Damen en ik nooit meer honger hebben. Ze weet alleen dat we allebei helderziend zijn en voorwerpen kunnen laten verschijnen – hier en in Zomerland. Maar daarom hoeft ze deel twee van het verhaal – o ja, en heb ik al verteld dat we ook allebei onsterfelijk zijn? – nog niet te weten.
Ze weet alleen wat ik haar verteld heb: dat ik een vermoeden heb dat iemand Damen probeert te vergiftigen. Ik heb haar niet verteld dat het gif al zijn gaven laat verdwijnen, dat zijn bovennatuurlijke spierkracht verslapt, dat zijn intelligentie en zijn zorgvuldig aangeleerde talenten en vaardigheden langzaam wegebben, net als al zijn herinneringen aan vroeger. Alles brokkelt langzaam maar zeker af, tot hij een gewone sterveling is.
Hij ziet er weliswaar uit alsof hij van mijn leeftijd is en op de middelbare school thuishoort – maar dan met een overdreven aantrekkelijk uiterlijk, klauwen met geld en een eigen huis dat miljoenen kost en waar geen ouders in de weg lopen – maar het duurt niet lang voor hij ouder wordt.
En achteruitgaat.
En uiteindelijk – zoals het kristallen tablet me liet zien – sterft.
Daarom moet ik dus de flessen rode drank omwisselen. Ik moet ervoor zorgen dat hij weer het sap binnenkrijgt waar niets mis mee is, dan kan hij zijn krachten weer opbouwen. Hopelijk herstelt het ook een deel van de schade die al is aangericht, zo niet alles. Ondertussen moet ik een tegengif zien te vinden dat hem kan redden en er hopelijk ook voor zorgt dat hij weer zichzelf wordt.
Als het rommelige huis, de opnieuw ingerichte kamer en de goedgevulde koelkast goede aanwijzingen vormen, dan doorloopt Damen het proces veel sneller dan ik dacht.
‘Die flessen waar je het over had, die zie ik nergens,’ zegt Ava, nog steeds meekijkend over mijn schouder. Ze kijkt met half dichte ogen tegen het licht van de koelkast in. ‘Weet je zeker dat ze hier moeten staan?’
‘Geloof me, ze zijn hier ergens.’ Ik zoek tussen de grootste verzameling keukenkruiden die ik ooit heb gezien en dan zie ik de rode vloeistof. Ik laat mijn vingers rond de hals van een paar flessen glijden, haal ze eruit en geef ze vervolgens aan Ava. ‘Dacht ik het niet.’ Ik knik tevreden. Nu komen we ergens.
Ava kijkt me aan en vraagt met opgetrokken wenkbrauwen: ‘Vind je het dan niet raar dat hij dit spul nog steeds drinkt? Want als hier inderdaad gif in zit, dan moet het toch raar smaken?’
Zo simpel kan het zijn. Ineens begin ik te twijfelen.
Ik bedoel, wat als ik het mis heb?
Wat als het niet hieraan ligt?
Wat als Damen me gewoon zat is, als iedereen me nou gewoon zat is en Roman er helemaal niets mee te maken heeft?
Ik pak een fles en zet hem tegen mijn lippen. Als Ava roept: ‘Dat ga je toch niet drinken, hè?’ aarzel ik even.