Wraak & verlangen(133)
Als ze toen had geweten wat haar te wachten stond…
Ze zag zichzelf nog door het restaurant lopen. Ze herinnerde zich de schaamte en ontzetting toen ze Rafaello dat roodharige meisje zag kussen; zijn gezichtsuitdrukking toen hij naar haar keek alsof ze een volslagen vreemde voor hem was; de vrolijke gezichten rond de tafel… Ze had het gevoel gehad dat het hele restaurant op dat moment niet meer bijkwam van het lachen.
Rafaello was geen spat veranderd, constateerde ze bitter. Hij ging er altijd meteen vanuit dat haar bedoelingen slecht waren en aarzelde niet om in de aanval te gaan.
Zou hij dat tegenwoordig ook bij anderen doen? Zou hij een vrouw uit zijn eigen kringen ook zo bejegenen? Waarschijnlijk niet.
Ze huiverde en merkte dat ze het koud begon te krijgen. Pas op dat moment ontdekte ze dat ze drijfnat was geworden van het hoog opspattende water.
‘Glory!’
Toe ze opkeek, zag ze Rafaello door het water rennen. Zijn witte overhemd en broek waren duidelijk te onderscheiden in het maanlicht. Klaarblijkelijk had hij het huis haastig verlaten, want hij had niet eens de moeite genomen om schoenen aan te trekken. De wind rukte aan zijn openstaande overhemd.
‘Glory!’ riep hij weer. Het klonk haast wanhopig.
Ze zag in dat het kinderachtig was om zich te blijven verstoppen. Stijf en geheel verkleumd kwam ze uit haar schuilplaats te voorschijn.
Rafaello bleef stokstijf staan. Toen snelde hij naar haar toe. ‘Ik heb je overal gezocht. Ik was al bang dat je verdronken was,’ snauwde hij terwijl hij haar stevig vastpakte en haar tegen zich aan drukte. ‘Wil je zoiets nooit meer doen?’
Verbaasd staarde ze hem aan. Aan zijn gezicht was te zien dat hij zich inderdaad ongerust had gemaakt.
‘Ach, alles went,’ zei ze op onverschillige toon. ‘In het geval dat ik zwanger zou blijken te zijn, zou mijn dood bovendien een bijzonder goedkope oplossing zijn, waar of niet?’
Hij mompelde een verwensing en keek haar vol afgrijzen aan. ‘Hoe kun je zoiets zeggen? Denk je echt dat ik zo’n rotzak ben?’
‘Wie zal het zeggen…’ De kou deed haar klappertanden.
‘Je bent helemaal nat en onderkoeld.’ Hij sloeg een arm om haar middel en troonde haar mee terug naar huis. ‘De sirocco kan zich binnen een paar minuten ontwikkelen tot een gevaarlijke storm. Bovendien is het strand hier heel kort. Na twee stappen voel je opeens geen bodem meer. Vind je het gek dat ik in de rats zat? Je kunt niet zwemmen!’
Ze zei niets. Typisch iets voor Rafaello om ervan uit te gaan dat ze te dom was om te bedenken dat pootjebaden onder deze omstandigheden geen goed idee was.
Onder aan het oplopende pad tilde hij haar op. ‘Volgens mij kun je bijna niet meer,’ bromde hij. ‘Wat jij nodig hebt, is een warm bad en een stevige maaltijd. Daarna zul je je een stuk beter voelen.’
‘Niet zolang jij in mijn buurt bent.’
Hij verstevigde zijn greep. ‘Je bent ongedeerd. Dat is het belangrijkste.’ Moeiteloos droeg hij haar de helling op, het huis binnen en de trap op. In de badkamer legde hij haar neer op een chaise longue, waarna hij de jacuzzi aanzette.
‘Je kunt erin, cara,’ zei hij zodra het bad vol was.
Blootsvoets, met natte broekspijpen, verwarde haren en een stoppelbaard zag hij er verre van elegant uit, maar nog altijd even sexy, moest ze tot haar ergernis erkennen.
‘Nadat jij de badkamer hebt verlaten,’ zei ze kattig.
In zijn ogen verscheen een waarschuwende blik. ‘Ik laat je niet alleen. Straks val je flauw en –’
‘Hoor eens even, jij bent gewend aan zwakke vrouwtjes die graag verzorgd willen worden door een sterke man. Nou, daar heb ik dus geen behoefte aan. Het is trouwens jouw schuld dat ik naar buiten ben gerend en in die storm terechtkwam.’
Zonder iets te zeggen tilde hij haar weer op en zette haar met kleren en al in het bad.
Meteen voelde ze tranen prikken achter haar ogen.
‘Als je inderdaad zwanger blijkt te zijn, trouw ik met je,’ deelde hij haar plompverloren mee.
Volkomen overrompeld, staarde ze hem aan. Dat kon hij toch niet menen? Rafaello Grazzini, trouwen met de dochter van de tuinman omdat ze zwanger van hem was? Ondenkbaar. Het had ook bepaald niet van harte geklonken. Het idee moest zijn ingegeven door schuldgevoel.
‘Vergeet het maar. Ik moet wel erg wanhopig zijn, wil ik daarmee instemmen,’ zei ze vlak, al juichte ze inwendig. Ze was echter niet van zins om vals te spelen. Hij hield immers niet van haar, dus had het geen enkele zin om in te gaan op zo’n impulsief aanzoek.
‘Ik ben in de fout gegaan, en ik ben niet iemand die zijn verantwoordelijkheden uit de weg gaat. Ik heb er veel spijt van,’ mompelde hij.
Zijn woorden bevestigden haar vermoeden: zijn aanzoek kwam voort uit schuldbesef. ‘Genoeg spijt om me te laten gaan?’ vroeg ze, zijn blik angstvallig ontwijkend.