Wat de doden weten(67)
Hij belde Nancy op haar mobiel.
‘Jij al iets gevonden?’ vroeg ze. ‘Want ik heb…’
‘Er is een nieuwe wijk gebouwd op dat stuk land. Maar ik heb een idee. Zou jij in het district York kunnen zoeken naar… Ik weet niet hoe je het moet formuleren, maar iets als ‘York County’ en ‘botten’, en dan met de straatnaam erbij. Als er een graf is geweest, dan moeten ze erop zijn gestuit toen ze de grond bouwklaar maakten, toch?’
‘O, je bedoelt een Boolean-onderzoek.’
‘Boo-wattes?’
‘Laat maar zitten. Ik weet wat je nodig hebt. Nu eerst even wat ík heb gevonden, lekker comfortabel vanaf m'n bureaustoel.’
Infante bedacht dat het weinig galant was om op te merken wat Nancy nog meer kreeg van die comfortabele bureaustoel. Ze had een behoorlijk forse kont tegenwoordig. ‘Ja?’
‘Het is me gelukt om de eigendomaktes terug te vinden.. De akte werd in 1978 overgedragen aan Mercer Inc., maar daarvoor woonde Stan Dunham er. En Dunham was inderdaad districts-agent, brigadier bij Roofzaken. Hij ging in 1974 met pensioen.’
Hij was dus al geen agent meer op het moment waarop de meisjes verdwenen, maar dat had voor een kind geen verschil gemaakt. Toch zou dit het iets gemakkelijker maken voor de afdeling. Iets.
‘Leeft hij nog?’
‘Bij wijze van spreken. Zijn pensioen gaat naar een adres ergens in Carroll County, in de buurt van Sykesville. Het is een vorm van begeleid wonen. Maar als ik moet geloven wat de mensen daar me hebben verteld wordt hij meer begeleid dan hij woont.’
‘Wat betekent dat?’
‘Er is drie jaar geleden vastgesteld dat hij alzheimer heeft. Hij weet amper wie hij is, dag in, dag uit. Hij heeft geen nog levende familie, volgens het ziekenhuis, niemand die kan worden gebeld als hij sterft, maar hij heeft wel een volmacht aan iemand overgedragen.’
‘Naam?’
‘Raymond Tilley. Hij woont in York, dus je kunt het beste nog even proberen of je iets loskrijgt voor je weer terugkomt. Sorry.’
‘Hé, ík vind het fijn om het bureau uit te gaan. Ik ben geen agent geworden zodat ik de hele dag achter een bureau kan zitten.’
‘Ik ook niet. Maar dingen veranderen nu eenmaal.’
Ze klonk een beetje arrogant, iets wat helemaal niet bij Nancy paste. Misschien had ze iets opgevangen van zijn niet-uitgesproken observatie van wat haar nieuwe werkgewoontes met het formaat van haar kont deden. Vooruit dan maar.
Rond York werd het nog drukker op de snelweg en Kevin was blij dat hij het niet zijn eigen auto was die hij blootstelde aan de hobbels en bobbels van de wegen in Pennsylvania. De advocaat, Tilley, leek een grote vis in een kleine vijver te zijn, het soort advocaat dat een grote billboard langs de snelweg had staan en een cabrio oldtimer voor zijn kantoor. Hij was een beetje pafferig en glimmerig, hij droeg een roze hemd met een gebloemde roze stropdas die prima samenging met zijn roze gezicht.
‘Stan Dunham kwam naar me toe in de tijd dat hij zijn terrein verkocht.’
‘Wanneer was dat?’
‘Vijf jaar geleden, geloof ik.’
De nieuwe eigenaar moet de boel vrij snel weer hebben doorverkocht, misschien zelfs wel voor meer geld dan hij ervoor betaald had.
‘Het was een buitenkansje voor hem, maar hij had ook een voldoende vooruitziende blik om zich te realiseren dat hij zich moest voorbereiden op de toekomst. Zijn vrouw was overleden – ik had de indruk dat hij zijn land niet zou hebben verkocht als zij nog in leven was. En hij vertelde me dat hij geen kinderen had, geen erfgenamen. Hij kocht een verzekeringspakket in dat ik hem had aangeraden, voor langdurige zorg, en een aantal lijfrentes. Die zijn door iemand anders afgehandeld, door Bill Leonard, een vriend van mij via de Rotary.’
En jij kreeg zekei een vette provisie, dacht Infante.
‘Heeft Dunham nog advies gevraagd op crimineel gebied?’
Tilley vond dit amusant. ‘Als dat zo was, dan kan ik daar niet op antwoorden. Beroepsgeheim.’
‘Maar ik heb begrepen dat hij op moment niet in staat is…’
‘Ja, hij is erg achteruit gegaan.’
‘En als hij doodgaat, is er dan niemand die we moeten waarschuwen? Zijn er geen familieleden, geen vrienden?’
‘Niet dat ik weet. Maar ik ben laatst wel gebeld door een vrouw die nieuwsgierig was naar zijn financiën.’
Bij dat detail begon Infantes brein bijna te zingen als een fluitketel: een vrouw die op geld uit was… ‘Gaf ze haar naam op?’
‘Ongetwijfeld, maar ik zou mijn secretaresse moeten vragen het logboek door te spitten als we de precieze datum en haar naam willen weten. Ze was nogal… grof. Ze wilde weten wie er in het testament waren aangewezen, als er al iemand in stond, en hoeveel geld hij had. Dat mocht ik haar uiteraard niet vertellen. Ik heb haar gevraagd wat haar relatie met meneer Dunham was en toen hing ze onmiddellijk op. Ik vroeg me af of het iemand van het bejaardentehuis was die had geprobeerd bij hem in de gratie te komen toen hij nog alert was. Gezien de timing.’