Waarheen De Storm Ons Voert
Hoofdstuk 1
23 juni 1799
Ongetwijfeld zou ergens ter wereld de tijd met rasse schreden voortgaan, maar hier, op het Engelse platteland, sleepte hij zich langzaam en pijnlijk voort, alsof hij met blaren onder zijn verstikkende voeten over de uitgesleten weg dwars door de hei liep, De hete, verstikkende lucht lag hier als een loden deken over het landschap; het stof hing nog steeds boven de weg en herinnerde aan het ongeduld van een koets, die hier een paar uur geleden voorbij gereden was.
Een kleine boerderij lag naargeestig neergedrukt onder de nevelige damp die over het moeras hing, De met riet bedekte hut stond tussen spichtige taxushagen en, met de blinden open en de deur op een kier, leek het gebouw stomverbaasd te luisteren naar een schuine mop. Vlak ernaast zakte een slecht onderhouden schuur haast in elkaar rond het ruw in elkaar getimmerd geraamte. Iets verderop vocht het spaarzaam opgroeiend koren tevergeefs in de veenachtige grond voor iedere centimeter groei.
In het huis draaide Heather vermoeid de aardappels tegen een versleten mes, dat meer schraapte dan schilde, Twee jaar woonde zij nu al in deze hut, twee jaren zo ongelukkig, dat zij de rest van haar leven schenen uit te wissen. Zij kon zich nauwelijks de gelukkiger tijden herinneren voor de vreselijke dag, toen zij hierheen gebracht werd; de aangename jaren die zich uitstrekten over de tijd, dat zij opgroeide van baby tot jonge vrouw, toen haar vader Richard nog leefde en zij bij hem woonde in een comfortabel huis in Londen, kleren volgens de laatste mode droeg en genoeg te eten had. Oh ja, toen was het beter. Zelfs de avonden, als haar vader haar alleen liet met de bedienden, schenen nu niet meer zo angstaanjagend, Nu kon zij begrijpen wat hij doorgemaakt had in zijn eenzaamheid, zonder zijn lang overleden vrouw, het lieve, knappe Ierse meisje, op wie hij verliefd geworden was en waarmee hij trouwde en die hij weer verloor bij de geboorte van hun enigst kind. Nu kon Heather zelfs begrijpen dat haar vader er behoefte aan had om te gokken, deze vreselijke sport, die hem van zijn leven beroofde en haar van haar tehuis en zekerheid en die haar overleverde aan een pantoffelheld van een oom en een kijfzieke tante.
Heather veegde haar voorhoofd af en dacht aan Tante Fanny, die op haar luie gat in het aangrenzende vertrek lag. De stromatras zou nu wel plat zijn onder haar meer dan omvangrijke gestalte. Fanny was niet gemakkelijk in de omgang. Op alles had zij wat aan te merken. Vrienden had zij niet. Geen mens kwam ooit op bezoek. Zij zocht niemand. De Ierse vrouw, waarmee haar zwager getrouwd was, had zij iemand uit een minderwaardig volk gevonden. Zij beweerde dat Ieren een ras waren, dat altijd tegen de Kroon vocht, omdat vechten in hun aard lag. En nu was het Heather die de volle laag van die haat te verduren had. Er ging geen dag voorbij zonder dat Heather te horen kreeg dat zij half vreemdeling was. Bij dit vooroordeel kwam nog een gevoel, dat veel dieper ging en Fanny’s redenering zodanig verwrong, dat zij zelf haast geloofde dat de dochter, evenals de moeder, half en half een heks was. Je zou het jaloezie kunnen noemen, want Fanny Simmons was nooit knap geweest, zelfs niet uit de verte, terwijl het meisje Brenna zeer het aankijken waard was. Als zij een vertrek binnentrad, draaiden de mannen hun hoofd in haar richting. Heather had deze uitzonderlijke schoonheid van haar moeder geerfd, en, jammer genoeg, ook de kritiek van haar tante.
De speelhuizen hadden betaling geëist van de verliezen die Richard aan hun tafels geleden had. Zij palmden al zijn bezittingen in op een paar persoonlijke dingen en wat kleren na. Fanny had zich naar Londen gehaast om aanspraak te maken op de bloedverwantschap van haar man. Zij pikte het verweesde nichtje en haar schamele erfenis in voordat er geprotesteerd kon worden. Grommend had zij geconstateerd dat Richard zijn rijkdom niet gedeeld had en zelfs niets had nagelaten. Zij verkocht alle spullen, op één jurk na, een roze, die Heather echter niet dragen mocht, en stak de opbrengst hebzuchtig in haar zak.
Heather strekte haar pijnlijke rug en zuchtte.
‘Heather Simmons!’
De woorden kwamen uit het andere vertrek en het bed piepte luid toen haar tante opstond.
‘Jij luie nietsnut! Schei uit met dat dagdromen. Denk je dat de kaboutertjes jouw werk doen, terwijl jij zit te lanterfanten? Een mens zou toch mogen verwachten dat ze jou op die fijne school, waarop je geweest bent, iets nuttigs geleerd hebben in plaats van lezen en al die andere hoogdravende onzin, die jij in je hoofd hebt.’
De grote vrouw kwam over de uit aangestampte leem bestaande vloer aangezeild en Heather zette zich geestelijk schrap. Zij wist wat komen ging.
‘Kijk maar, waar het jou gebracht heeft… leven op kosten van de enige familie die je hebt. Jouw pa was gek… ja, dat was hij. Zijn geld weggooien, zonder zich van iemand wat aan te trekken en dat alles voor dat sletje met wie hij trouwde… die Ierse griet.’ Zij spuwde deze woorden vol afschuw uit, alsof zij niets ergers bedenken kon. ‘Wij probeerden hem te waarschuwen tegen een huwelijk met haar, maar hij wilde niet luisteren… hij zou en moest die Brenna hebben.’ Vermoeid liet Heather haar blik gaan van de bundel zonlicht, die door de open deur naar binnenviel, naar de grote gestalte van haar tante.