Reading Online Novel

Verlossing(114)



‘Ken je een zekere Yngve Enger?’





26





Oslo, maandag 10 augustus 2009


Ole Jakob Kirkebakken keek Halvor verbaasd aan. ‘Ja, natuurlijk ken ik die. Hij was een van de mensen met wie mijn vader in zijn succesvolste jaren werkte. Hij kwam vaak bij ons thuis en hij had altijd chocola voor mij bij zich. Ik noemde hem “oom Yngve”.’

Het begon te kriebelen in Halvors maag. Hij concentreerde zich zo goed mogelijk om geen valse hoop te krijgen.

‘Weet je nog wanneer dat was?’

‘Ik weet het niet zeker. Ik was in die tijd nog maar een klein manneke. Maar mijn vader raakte al zijn miljoenen kwijt toen ik negen was, geloof ik. Dus het moet vlak daarvóór geweest zijn.’

‘Hoe komt het dat je je hem nog zo goed herinnert, terwijl je nog zo klein was?’

‘Ik heb hem toch in de kranten gezien! Hij stond een paar jaar geleden ook nog op de voorpagina van VG en werd daar gepresenteerd als “de comeback-koning”. Dat is denk ik de laatste krant die ik heb gekocht.’

‘Herinner je je nog meer over hem?’

Hij dacht na. ‘Ik kan niks bedenken. Behalve dan dat hij ineens wegbleef. Hij kwam niet meer op bezoek. Waarom ben je trouwens zo geïnteresseerd in Enger?’

‘Waarschijnlijk is hij op de een of andere manier betrokken bij deze zaak. Hoe weten we nog niet goed,’ zei Halvor voorzichtig. Hij had het sterke vermoeden dat de chocoladeoom populair was bij Ole Jakob Kirkebakken, en probeerde zijn eigen antipathie niet te laten blijken.

De jongeman ging opeens enthousiast rechtop in bed zitten en grijnsde al zijn rotte tandstompjes bloot. ‘Misschien staat er iets over hem in de dagboeken. Die zijn toch uit die periode!’

‘Goed idee,’ zei Halvor. Hij pakte de drie boeken die nog op het dekbed lagen en overhandigde Kirkebakken het eerste. ‘Zullen we meteen gaan kijken?’





Al na drie minuten slaakte de man onder het dekbed de eerste kreet. ‘Hier staat iets over hem! Hoe hij en mijn vader 700.000 kronen verdienden door aandelen Vital te verkopen. Kennelijk hadden ze een gezamenlijk bedrijf dat “24 karaat” heette. 1 december 1987.’

‘Zeg het maar als je nog meer tegenkomt.’

En zo ging het door. Met geregelde uitroepen en actuele informatie over de aan- en verkoop van aandelen door Kirkebakken. Zelf las Halvor bladzij na bladzij over veranderingen in het ziektebeeld van Marianne, hoe het met Jakob op school ging en hoe de weekendtrips naar het vakantiehuis in het Hemsedal waren ingeruild voor dagtochtjes en campinghuisjes. Het deel dat Halvor las, was geschreven toen het geld al op was, en het vakantiehuis in het Hemsedal was kennelijk in de ondergang meegezogen.

Maar geen woord over Enger.

Hij legde deel II weg en pakte het derde en laatste deel. De groeiende hoop was bijna gedoofd. Hij was vrijwel klaar met 1991, en heel 1992 stond in het teken van de strijd tegen de borstkanker. Hoewel hij een bepaalde naam zocht, ontkwam hij er niet aan dat hij gefascineerd raakte door de enorme liefde van Jakobs vader voor zijn vrouw. Hij volgde haar dag en nacht, waakte over haar toen ze pijn had en zorgde in zijn eentje voor Jakob als ze behoefte had aan rust. Bovendien was hij regelmatig in het ziekenhuis om met de artsen te praten en onderzocht hij of het mogelijk was haar in het buitenland te laten behandelen.

Slechts één keer zei hij iets tegen de man in het bed: ‘Ik denk niet dat je teleurgesteld zult zijn in je vader als je dit hebt gelezen.’

Er was nog een halfjaar van het dagboek te gaan toen hij Kerstmis 1992 naderde. En toen zag hij de naam.





6 december



Het ziet ernaar uit dat de chemokuur geen enkel effect heeft gehad, behalve dat de bijwerkingen nu in alle hevigheid zijn begonnen. Ze heeft de hele nacht liggen spugen en het is een wonder dat Jakob er niet wakker van wordt. Ik durf er niet aan te denken hoe het met ons gezinnetje zou gaan als hij ook elke nacht slapeloos zou rondlopen.

Ik heb een paar uur in mijn kantoor gezeten, in elk geval lang genoeg om geld voor de kerstcadeautjes te verdienen. Voor het eerst zie ik op tegen kerstavond. Ik weet dat het de laatste met Marianne wordt, al zal ik haar nooit vertellen dat ik het vrijwel heb opgegeven. Het is een verschrikkelijk gevoel, maar de laatste tijd denk ik weleens dat het misschien maar beter was geweest als ze was verongelukt, dan waren deze langzame marteling en deze extreme afwisseling van hoop en wanhoop ons bespaard gebleven.

Het grijpt ons vreselijk aan. Tegenover Jakob doe ik elke dag alsof ik hoopvol en vrolijk ben, maar ik denk dat ook hij een floers in mijn ogen ziet. In elk geval is hij zwijgzamer en geslotener dan ik hem ooit heb gezien. Hij neemt bijna nooit vriendjes mee naar huis, en dat begrijp ik heel goed. Het is vast niet erg aantrekkelijk: twee uitgeputte ouders en een huis vol braaklucht.