Verbroken(45)
‘O?’
Hij plooide zijn mond tot een grijns. ‘Dat hoop ik tenminste, want ik heb de indruk dat u me bedreigt.’
‘Dacht u dat?’ Knox beukte tegen de openstaande celdeur. ‘Hoor je dat, Ronny? Meneer gbi zegt dat ik hem bedreig.’
‘Zei je iets, Larry?’ riep de echtgenoot met de losse handjes. ‘Die muren zijn zo dik dat ik niks hoor. Geen ene moer.’
Will zat in de verhoorkamer en terwijl hij door zijn mond probeerde te ademen, bekeek hij de gefotokopieerde pagina’s die Sara hem had gegeven. Agent Knox was teruggekomen op zijn aanbod om de vrouwenmishandelaar schoon te spuiten. Will had twintig minuten in de stank gezeten voor hij zijn pogingen staakte om de man te verhoren. In Atlanta zou Ronny Porter het wel geweten hebben en Will alles hebben verteld wat hij had gehoord en gezien om zo snel mogelijk de cel uit te kunnen. In dit soort stadjes ging het anders. In plaats van het op een akkoordje te gooien, had Porter het opgenomen voor elke agent van het bureau. Hij had zich zelfs lyrisch uitgelaten over Marla Simms, die vroeger zijn zondagschooljuf was geweest.
Will spreidde het dossier op tafel uit en probeerde het in een bepaalde volgorde te leggen. De bekentenis van Tommy Braham was met de hand geschreven, en door het gele papier was de kopie donker uitgevallen. Die legde Will apart. Het politierapport was net als alle andere formulieren die Will tijdens zijn gbi-carrière door zijn handen had laten gaan. Er waren speciale vakjes voor de datum, het tijdstip, de weersomstandigheden en andere bijzonderheden die de misdaad betroffen, en alles moest met de hand worden ingevuld. Het zelfmoordbriefje had het licht van het kopieerapparaat opgevangen waardoor de letters wazig waren.
Er waren nog twee vellen: fotokopieën van blaadjes uit een kleine blocnote, van het soort dat de meeste agenten in hun achterzak hadden. Vier velletjes van het kleinere papier waren naast elkaar gelegd om op één gekopieerde pagina te passen. Alles bij elkaar waren er acht blaadjes uit de blocnote gescheurd. Will bestudeerde de wijze waarop ze gerangschikt waren. Hij zag vage vlekken waar het gelinieerde papier op een groter vel was geplakt. In plaats van een rafelige rand waar het papier van de spiraal was getrokken, was de bovenkant recht, alsof die met een schaar was afgeknipt. Dat vond hij nog het allermerkwaardigst: niet alleen omdat agenten meestal niet zo netjes waren, maar vooral omdat hij in zijn hele loopbaan nog nooit een politieman had ontmoet die blaadjes uit zijn opschrijfboekje scheurde.
Het laatste blad van de stapel was het arrestatiebevel, maar dat deel van het proces was tenminste in de computer ingevoerd. De tekst in de vakjes was geprint. De naam van de verdachte, zijn adres en telefoonnummer stonden bovenaan. Will zag het omlijnde vakje met de naam van Tommy’s werkgever. Hij boog zich over het document heen en tuurde ernaar terwijl zijn vinger langs de kleine lettertjes schoof. Prevelend probeerde hij het woord te vormen. Will was moe van de lange, eentonige rit. De letters dansten voor zijn ogen. Hij knipperde en verwenste het gebrekkige licht.
Sara Linton had in één opzicht zonder meer gelijk gehad. Ze had een heel uur naast Will gezeten zonder te beseffen dat hij dyslectisch was.
Zijn telefoon ging en hij schrok van het schelle geluid in de kleine ruimte. Hij herkende het nummer van Faith Mitchell. ‘Hallo, collega.’
‘Je zou me bellen zodra je was aangekomen.’
‘Het was nogal hectisch,’ zei hij, wat in zekere zin klopte. Will had nooit goed met routebeschrijvingen overweg gekund, en tussen Main Street en de snelweg lagen stukken Heartsdale die niet op zijn gps stonden.
‘Hoe gaat het?’ vroeg ze.
‘Ik word met buitengewoon veel respect en zorg behandeld.’