Reading Online Novel

Verbroken(44)



                ‘Te dom om iemand te kunnen vermoorden?’

                ‘Jezus, als dat eens bestond. Dan hoefde ik moeder de vrouw niet zo scherp in de gaten te houden als ze opoe weer eens op bezoek heeft.’ Hij lachte luidkeels en Will lachte noodgedwongen mee, waarbij hij zijn best deed om niet aan Tommy te denken, die hier op de vloer van de cel had gelegen terwijl hij met de inktpatroon tot bloedens toe in zijn pols zaagde. Hoe lang had het geduurd voor de huid uiteenweek? Zou die warm zijn geworden door de wrijving? Zou de metalen inktpatroon ook warm zijn geworden? Hoe lang had het geduurd voor er zoveel bloed uit zijn lichaam was gestroomd dat zijn hart het begaf?

                Will richtte zijn blik weer op de vage letters op de muur. Hij wilde het nieuwe, valse gevoel van kameraadschap dat hij nu met Knox deelde niet verbreken. ‘Hebt u Allison Spooner gekend?’

                ‘Die werkte in het eetcafé. We kenden haar allemaal.’

                ‘Wat was ze voor iemand?’

                ‘Een prima meid. Bij haar had je je bord in een wip voor je neus staan. Die zag je ook niet vaak staan kletsen.’ Hij keek naar de vloer en schudde zijn hoofd. ‘Knap grietje bovendien. Daar zal Tommy wel op gevallen zijn. Arm kind. Waarschijnlijk heeft ze niets kwaads achter hem gezocht.’

                ‘Had ze vrienden? Een vriendje?’

                ‘Volgens mij had ze alleen Tommy. Ik heb haar nooit met iemand anders gezien.’ Hij maakte een onverschillig gebaar. ‘Niet dat ik op haar lette, hoor. Van moeder de vrouw moet ik mijn ogen in mijn zak houden.’

                ‘Zag u Tommy regelmatig in het eetcafé?’

                Knox schudde zijn hoofd. Will zag dat zijn meegaandheid aan het afnemen was.

                ‘Kan ik die vrouwenmishandelaar even spreken?’

                ‘Ik heb haar niet eens aangeraakt!’ schreeuwde de arrestant, en hij sloeg met zijn hand tegen de celdeur.

                ‘Dunne wandjes,’ merkte Will op. Knox leunde met zijn armen over elkaar tegen de deurpost. Het borstzakje van zijn overhemd bolde op en Will zag dat er een goudkleurige pen aan de rand zat gehaakt. ‘Zeg, zou ik uw pen even mogen lenen?’

                Knox raakte de klem aan. ‘Sorry, maar dit is de enige die ik heb.’

                Will herkende het Cross-logo. ‘Da’s een mooie.’

                ‘Die hebben we van commissaris Tolliver gekregen, de kerst voor zijn overlijden.’

                ‘Jullie allemaal?’ Knox knikte. Will floot zachtjes. ‘Dat moet een paar centen gekost hebben.’

                ‘Ze zijn niet goedkoop, nee.’

                ‘Daar heb je toch speciale patronen voor? Van metaal?’

                Knox wilde antwoorden, maar klapte zijn mond weer dicht.

                ‘Wie heeft er verder nog een?’ vroeg Will.

                ‘Sodemieter op.’ Smalend trok Knox zijn lip op.

                ‘Laat maar zitten. Ik vraag het Sara wel als ik haar straks zie.’

                Knox rechtte zijn rug en ging voor de deur staan. ‘Ik zou maar oppassen als ik u was, agent Trent. Met de laatste knaap die in deze cel is geweest, is het niet goed afgelopen.’

                Will lachte. ‘Ik red me wel.’