Verbroken(43)
‘Het is wel zo dat Sara soms wat heetgebakerd is,’ zei Knox. ‘Ze kan heel emotioneel worden.’
Will had niet de indruk dat Sara zich door haar emoties liet leiden, en een cliché als ‘Vrouwen!’ kreeg hij niet over zijn lippen. Hij knikte maar wat, alsof hij wilde zeggen: tja, wat doe je eraan?
Knox nam hem nog steeds onderzoekend op, alsof hij niet wist wat hij van hem moest denken. ‘Goed dan,’ zei hij ten slotte. Met een plastic sleutelkaart maakte hij de laatste deur open. Hij had zijn sleutels nog in zijn hand en onder het lopen rammelde hij ermee. ‘Hier ligt een zuiplap zijn roes uit te slapen. Die is een uur geleden binnengebracht.’ Hij wees naar de volgende cel. ‘Een speedfreak. Het spul is bijna uitgewerkt. De laatste keer dat we hem wakker probeerden te maken, heeft hij bijna iemands tanden uit zijn mond geslagen.’
‘En cel nummer drie?’ vroeg Will.
‘Die slaat zijn vrouw.’
‘Niet waar!’ klonk het gedempt van achter de deur.
Knox knikte zachtjes. ‘Dit is al de derde keer dat hij daarvoor in de cel zit. Ze wil niet getuigen...’
‘Moet ze niet wagen ook!’ schreeuwde de man.
‘Hij heeft zichzelf helemaal ondergekotst, dus als u hem wilt spreken moet ik hem eerst schoonspuiten.’
‘Ik hoop dat u het niet vervelend vindt...’ Will maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Dan gaat het misschien wat sneller, zodat we allemaal weer naar huis kunnen. Mijn vrouw vermoordt me als ik niet op tijd thuis ben voor Thanksgiving.’
‘Vertel mij wat.’ Knox wenkte Will mee naar de volgende cel. De deur stond open. ‘Hier is het.’
Het bloed van Tommy Braham was weggeboend, maar de rode vlek op de betonnen vloer liet niets aan de verbeelding over. Hij had met zijn voeten naar de deur gelegen, met zijn hoofd naar achteren en mogelijk op zijn zij, met zijn arm naar voren. Uit de omtrek van de vlek leidde Will af dat Tommy het niet bij één pols had gelaten. Om zichzelf voor een mislukking te behoeden had hij ze allebei opengekerfd.
Zodra Will de cel binnenstapte voelde hij zich licht claustrofobisch. Hij liet zijn blik over de muren van betonblokken gaan en over het metalen beddenframe met de dunne matras. Het toilet en de wastafel vormden een roestvrijstalen unit. De wc-pot zag er schoon uit, maar er hing een doordringende rioollucht. Naast de wastafel zag hij een tandenborstel, een metalen beker en een tubetje tandpasta, zoals je die in hotels krijgt. Will was niet bijgelovig, maar hij was zich er scherp van bewust dat Tommy Braham zich hier in al zijn ellende minder dan acht uur geleden van het leven had beroofd. Er hing nog een zweem van zijn dood in de cel.
‘“Ik niet”,’ zei Knox.
Will vroeg zich af wat hij bedoelde en draaide zich om.
Met een knikje wees Knox naar de lichte muur. ‘Dat heeft hij opgeschreven. “Ik niet.” Als jij het niet was, maat, waarom heb je jezelf dan van kant gemaakt?’ vroeg hij op geladen toon.
Will had het nooit erg zinvol gevonden om de doden naar hun beweegredenen te vragen, en daarom kaatste hij de vraag terug. ‘Waarom bleef hij er volgens u op hameren dat hij Allison Spooner niet had vermoord?’
‘Dat zei ik toch?’ Knox tikte tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Hij had ze niet allemaal op een rijtje.’
‘Was hij gestoord?’
‘Nee, gewoon zo dom als een deur.’