Verbroken(25)
Frank had haar ongetwijfeld staan opwachten, want nog voor Sara de auto had geparkeerd, ging de achterdeur van het politiebureau al open. Hij klapte een grote zwarte paraplu uit en liep naar de auto om haar te begeleiden. De regen maakte zo’n kabaal dat Sara haar mond pas opendeed toen ze binnen waren. ‘Is hij nog steeds overstuur?’
Frank knikte. Ondertussen deed hij een moeizame poging om de paraplu te sluiten. Over de knokkels van zijn rechterhand liep een wirwar van hechtingen. Op de rug van zijn pols zaten drie diepe schrammen. Afweerletsel.
‘Jezus.’ Frank kromp ineen van de pijn toen hij zijn stijve vingers bewoog.
Sara nam de paraplu van hem over en vouwde die dicht. ‘Heb je antibiotica gekregen?’
‘Ik heb een recept voor het een of ander. Geen idee wat het is.’ Hij pakte de paraplu terug en wierp die in de bezemkast. ‘Zeg maar tegen je moeder dat ik het vervelend vind dat ik je op je eerste dag thuis heb ingepikt.’
Sara had Frank altijd al oud gevonden, gewoon omdat hij een leeftijdsgenoot van haar vader was. Nu ze naar hem keek, constateerde ze echter dat Frank Wallace zo’n honderd jaar ouder was geworden sinds ze hem voor het laatst had gezien. Zijn huid was grauw en zijn gezicht doorgroefd. Ze keek naar zijn ogen en zag hoe geel die waren. Hij was duidelijk niet in orde.
‘Frank?’
‘Fijn je weer te zien, snoes,’ zei hij met een geforceerd lachje. Het koosnaampje was bedoeld om een barrière op te werpen, en dat was hem gelukt. Ze liet zich op haar wang kussen. Hij had altijd een nicotinewalm om zich heen gehad, maar nu rook zijn adem ook naar whisky en kauwgom. Onwillekeurig wierp Sara een blik op haar horloge. Halftwaalf ’s ochtends, het moment van de dag waarop een borrel betekende dat je de tijd uitzat tot je dienst ten einde liep. Aan de andere kant was het geen gewone dag voor Frank. Een van zijn mannen was neergestoken. Onder die omstandigheden zou Sara zelf ook een glas achterover hebben geslagen.
‘Hou je het nog een beetje uit daarginds?’ vroeg hij.
Ze probeerde het medelijden in zijn ogen te negeren. ‘Uitstekend, Frank. Vertel eens wat er aan de hand is.’
Meteen veranderde hij van toon. ‘Die knaap dacht dat het meisje ook iets in hem zag. Hij merkt dat het niet zo is en steekt haar neer.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Hij heeft geprobeerd zijn sporen uit te wissen, maar dat heeft ie helemaal verprutst. Voor hij het wist stonden we bij hem op de stoep.’
Nu werd Sara nog meer in verwarring gebracht. Ze had Tommy vast verwisseld met een van haar andere patiënten.
Frank zag haar twijfel. ‘Herinner je je die jongen echt niet?’
‘Eerst dacht ik van wel, maar nu weet ik het niet meer.’
‘Kennelijk denkt hij dat jullie een soort band hebben. Niet op een rare manier of zo,’ voegde hij er snel aan toe toen hij Sara’s gezicht zag. ‘Hij is nog niet echt volwassen.’ Frank tikte tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Er gebeurt niet zoveel in zijn bovenkamer.’.
Even welde er schuldgevoel bij Sara op omdat een jongen die ze zich amper herinnerde zich zo verbonden met haar had gevoeld. In de loop van de jaren had ze duizenden patiënten behandeld. Uiteraard waren er namen blijven hangen, jongeren bij wier afstuderen en huwelijk ze was geweest, en er waren er een paar van wie ze de begrafenis had bijgewoond. Op wat losse details na wist ze helemaal niets over Tommy Braham.
‘Deze kant op,’ zei Frank, alsof ze niet ontelbare keren op het bureau was geweest. Met zijn plastic sleutelkaart opende hij de grote stalen deur die naar de cellen voerde. Een vlaag warme lucht kwam hen tegemoet.