Verbroken(206)
Will nam haar gezicht in zijn handen om haar te dwingen hem aan te kijken. ‘Ik ben zo terug, oké? Ik ga alleen even voor hem bij de kliniek kijken.’
Sara antwoordde niet. Hij sloot het portier en ze leunde achterover. De motor was uit, maar de maan stond zo helder aan de hemel dat ze de koplampen niet nodig had om de twee mannen bij de voordeur van de kliniek te zien. Lena hoefde niet eens lijfelijk aanwezig te zijn om de mannen in Sara’s leven in haar greep te hebben. Ze was als een succubus, als een sirene die met haar lied hun denken vertroebelde.
Will keek achterom naar Sara toen hij de sleutel in het slot omdraaide. Met enige afstandelijkheid bestudeerde ze Jared. Hij was magerder dan zijn vader. Zijn schouders waren niet zo breed. Zijn haar was langer dan dat van Jeffrey, nog even lang als toen hij op de middelbare school zat. Een beeld flitste aan haar voorbij: Lena die Jareds haar vastgreep. Nu had ze haar alles ontnomen. Ze had zich een vernietigend pad gebaand dwars door alles wat Jeffrey had nagelaten.
Sara wendde haar hoofd af toen de twee mannen de kliniek binnengingen. Ze kon niet langer naar Jared kijken. Het was te pijnlijk. Het was zelfs te pijnlijk om hier te zijn. Ze schoof over de versnellingsbak en kroop achter het stuur. Ze drukte op de startknop. Er gebeurde niets. Will had de sleutel meegenomen.
Ze stapte uit en liet het portier openstaan. Ze keek op naar de volle maan. Die scheen opvallend helder en verlichtte de grond voor haar voeten. Ze dacht aan een brief uit de Burgeroorlog die Jeffrey haar lang geleden had voorgelezen. Het was een brief van een eenzame vrouw aan haar man, die soldaat was. Ze vroeg zich af of dezelfde maan ook op haar geliefde scheen.
Sara liep om de kliniek heen. Ze zag een bord met Hares naam erop, maar haar woede over het medicijnenonderzoek was allang bekoeld. Ze kon geen grammetje medeleven meer opbrengen voor Allison Spooner, Jason Howell of zelfs voor die arme Tommy Braham, die op de een of andere manier in dit alles verstrikt was geraakt. Van al haar gevoelens was slechts een doffe pijn overgebleven. Zelfs Lena kon ze niet langer haten. Haar proberen te stoppen was vechten tegen de bierkaai. Sara kon haar met geen mogelijkheid tegenhouden. Als de wereld verging zou Lena nog overeind blijven staan. Ze zou hen allemaal overleven.
De tuin achter de kliniek was één grote modderpoel. Elliot had alles laten verslonzen. De picknicktafels waren verdwenen, de schommel was afgebroken. De wilde bloemen die Sara samen met haar moeder had geplant, hadden al lang geleden de geest gegeven. Ze ging op de oever van de beek staan. Die was in een rivier veranderd en het geruis van het kolkende water overstemde alle geluid. De grote esdoorn die jarenlang zoveel schaduw had gegeven, was in de stroom gevallen. De bovenste takken raakten amper de oever aan de overkant. Terwijl Sara stond te kijken, vielen er brokken aarde in het water, die razendsnel werden weggevoerd. Aan deze oever had ze samen met haar vader gevist. Op nog geen kilometer stroomafwaarts lagen allemaal rotsblokken, waar meervallen de draaikolken in en uit zwommen. Tessa klom altijd op het graniet om in de zon te liggen bakken. Sommige rotsblokken waren wel drie meter hoog. Sara vermoedde dat ze onder het water waren verdwenen. Alles in deze stad, ongeacht hoe sterk het was, werd uiteindelijk weggespoeld.
Achter zich hoorde Sara een tak kraken. Ze draaide zich om. Een paar meter verderop stond een vrouw in een roze verpleegstersuniform. Ze was buiten adem. Haar make-up was doorgelopen; mascara vormde zwarte ringen onder haar ogen. De rode kunstnagels aan haar vingers waren gescheurd en gebroken.
Sara herkende haar meteen. ‘Darla.’ Ze had Franks dochter al jaren niet meer gezien. ‘Wat is er?’
Darla maakte een terughoudende indruk. Ze keek even achterom. ‘Je hebt het zeker al gehoord over mijn vader?’
‘Wil hij nog steeds niet naar het ziekenhuis?’
Ze schudde haar hoofd en weer keek ze achterom. ‘Misschien kun jij eens met hem praten en zeggen dat hij zich moet laten onderzoeken.’