Verbroken(199)
Lena’s keel maakte een slikbeweging.
‘Het gaat namelijk zo: je lichaam geeft er de brui aan. Je zenuwen slaan op tilt. Meestal gaat dat met veel pijn gepaard. Soms ben je wakker, soms niet. Wil je de prik?’
Lena keek naar de spuit, waar het kapje nog op zat. Wat was dit voor keus?
‘Niemand komt je redden. De kliniek gaat maandag pas weer open, en tegen die tijd weten ze alleen al door de stank dat je hier ligt.’ Ze keek achterom. ‘Ik zal de deur maar vrij laten, dan hoeven ze niet zo te zoeken. Sommigen van die lui hier zijn zo kwaad nog niet.’
Lena probeerde iets te zeggen, het enige woord uit te spreken dat nog van belang was: waarom?
‘Wat zei je?’
Kreunend herhaalde Lena het woord. Vanwege de prop kon ze haar lippen niet sluiten, maar de vraag klonk duidelijk genoeg. ‘Waarom?’
Darla glimlachte. Ze begreep wat Lena vroeg, maar ze was niet van plan te antwoorden. In plaats daarvan herhaalde ze haar aanbod en zwaaide met de spuit. ‘Wil je hem nog of niet?’
Heftig schudde Lena haar hoofd. Ze mocht niet buiten kennis raken. Ze mocht niet loslaten. Haar bewustzijn was het enige waarover ze nog een zekere macht had.
Niettemin haalde Darla het kapje van de spuit en stak de naald in Lena’s arm.
Achttien
Sara wachtte in haar auto op Will, die nog in het appartement boven de garage was. Hij had een paar minuten nodig om kleren aan te trekken die iets minder vuil waren dan de plunje waarin hij al de hele dag rondliep. Sara had de gelegenheid dankbaar aangegrepen om weer tot zichzelf te komen. Haar woede sudderde nog na, als Will er niet was geweest zou ze plankgas naar het huis van Hare zijn gescheurd. Waarom verbaasde het haar eigenlijk dat haar neef bij dergelijke onfrisse praktijken was betrokken? Hare had nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij dol was op geld. Sara was ook dol op geld, maar ze was niet bereid om haar ziel ervoor te verkopen.
Het portier ging open en Will nam achter het stuur plaats. Hij droeg een keurig wit overhemd en een schone spijkerbroek. ‘Heb jij mijn kleren gewassen?’ vroeg hij met een schuinse blik.
Sara moest lachen om het idee. ‘Nee.’
‘Al mijn kleren zijn gewassen. En gestreken.’ Hij voelde aan de vouw van zijn spijkerbroek. ‘En gesteven.’
Ze kende maar één persoon die spijkerbroeken streek. ‘O, sorry. Mijn moeder vindt het nou eenmaal heerlijk om de was te doen. Ik kan het niet uitleggen.’
‘Maakt niet uit,’ zei hij, maar aan zijn geforceerde toon hoorde ze dat hij enigszins van slag was.
‘Heeft ze iets verknoeid?’
‘Nee.’ Hij verstelde de stoel omdat zijn hoofd anders tegen het dak drukte. ‘Het is me gewoon nog nooit overkomen dat iemand anders mijn kleren waste.’ De versnellingsbak was even wennen, maar hij had het snel door en zette de auto in de versnelling. Terwijl hij de straat op reed, deed hij de ruitenwissers uit. De regen was gestopt. Sara zag de maan zelfs tussen de wolken door gluren.
‘Ik zit over dat zelfmoordbriefje na te denken,’ zei hij.
‘Wat is daarmee?’
‘Stel dat Jason het geschreven heeft, en dat Allison het op een geheime plek moest achterlaten.’
‘Denk je dat ze iemand chanteerden?’