Verbroken(193)
‘Ik heb eens een pleegmoeder gehad die Lou heette.’ Will wachtte tot hij haar zag opkijken in het raam. ‘Ze werkte de hele dag in de supermarkt, maar tussen de middag kwam ze steevast thuis om lunch voor me te maken.’ Hij spoelde het bord af en gaf het aan Sara. ‘’s Avonds kwam ze pas thuis als ik al in bed lag, maar op een keer hoorde ik haar binnenkomen. Ik ging naar de keuken en daar stond ze voor het aanrecht in haar uniform, zo’n bruin geval dat veel te krap was. Alles stond vol met borden, schalen en restjes van de lunch. Ik had tijdens haar afwezigheid geen moer gedaan. Ik had gewoon de hele dag tv gekeken.’ Weer keek hij even naar Sara’s spiegelbeeld. ‘Lou stond daar jankend naar de troep op het aanrecht te kijken. Het soort huilen dat diep uit je lijf komt.’ Hij pakte weer een bord van de stapel. ‘Ik liep de keuken in en waste alles af wat ik kon vinden, en zolang ik daar woonde heeft ze nooit meer mijn rotzooi hoeven op te ruimen.’
‘Heeft ze niet geprobeerd je te adopteren?’
Hij lachte. ‘Grapje zeker? Op de lunchpauze na liet ze me de hele dag alleen. Ik was pas acht. Ik werd daar weggehaald toen de schoolbegeleider ontdekte dat ik al twee maanden niet naar school was geweest.’ Hij trok de stop uit de spoelbak. ‘Toch was het een aardige vrouw. Volgens mij hebben ze haar later een ouder kind gegeven.’
De vraag was eruit voor Sara het besefte. ‘Waarom ben je nooit geadopteerd? Je was nog maar een baby toen je in het kindertehuis kwam.’
Will hield zijn hand onder de kraan om te voelen hoe warm het water was. Ze was al bang dat hij niet op haar vraag zou ingaan, maar ten slotte zei hij: ‘In het begin had mijn vader de voogdij over me. Na een paar maanden heeft de staat me bij hem weggehaald. En daar waren goede redenen voor.’ Hij deed de stop weer in de spoelbak. ‘Ik heb toen een tijdje in het tehuis gezeten tot er een oom kwam opdagen die het wel wilde proberen. Hij bedoelde het goed. Tenminste, dat hoop ik. Maar in die fase van zijn leven was hij niet echt in staat om voor een kind te zorgen. Ik werd heen en weer geschoven van zijn huis naar pleegouders en dan weer naar het kindertehuis. Uiteindelijk gaf hij het op. Tegen die tijd was ik zes en was het te laat.’
Sara keek op. Will wierp weer een blik op haar spiegelbeeld.
‘Je hebt toch wel van de zesjaarsregel gehoord? Jij en je man wilden een kind adopteren. Dan moet je ervan gehoord hebben.’
‘Ja.’ Sara kreeg een brok in haar keel. Ze was niet in staat hem aan te kijken. Ze droogde de kom in haar handen nogmaals af, ook al zat er geen druppeltje meer op. De zesjaarsregel. Ze had die term weleens gehoord toen ze nog als kinderarts werkte, lang voordat Jeffrey met dat adoptievoorstel kwam. Een kind dat langer dan zes jaar in een tehuis had gezeten, werd als besmet beschouwd. Tegen die tijd had het te veel negatieve dingen meegemaakt. Zijn herinneringen lagen vast en hij vertoonde ingeslepen gedrag.
Jaren terug hadden mensen in Atlanta die waarschuwing ook te horen gekregen. Waarschijnlijk van een bekende of misschien zelfs van een huisarts die ze vertrouwden. Ze waren naar het kindertehuis gegaan, hadden de zesjarige Will Trent gezien en geconcludeerd dat hij te beschadigd was.
‘Vind jij dat dagboek iets voor een meisje van eenentwintig?’ vroeg hij.
Sara schraapte haar keel voor ze het woord nam. ‘Ik weet het niet. Ik heb Allison niet gekend.’ Ze dwong zichzelf over zijn vraag na te denken. ‘Op mij komt het wat afwijkend over.’
‘Het is niet in de trant van “Lief dagboek” of iets dergelijks.’ Will begon aan de laatste stapel borden. ‘Het is eerder een lange lijst met klachten over allerlei mensen, haar docenten, haar baan, haar geldgebrek, haar vriendje.’
‘Ze klinkt inderdaad wat zeurderig,’ moest Sara toegeven.