Vanuit Het Graf(11)
'Weet je zeker dat deze kleren bij die prijskaartjes horen?' vroeg hij.
'Kijk zelf maar,' zei de verkoopster die volgens haar badge Deborah heette. Ze stak ze uit zodat ze het konden vergelijken.
'Heb je iets dergelijks in haar flatje gezien?' vroeg hij aan Holly.
'Ik heb mijn hele leven nog nooit zo'n haltertopje gezien,' antwoordde ze. 'Dat zou ik me echt wel hebben kunnen herinneren.'
'Ik weet zeker dat Susan die heeft, want ik heb hem zelf aan haar verkocht,' vertelde Deborah. 'Vorige week nog. Ze komt heel vaak even van haar cosmeticahoek naar mij, of...' Ze keek gegeneerd. 'Of dat deed ze altijd, in elk geval. Het was in de opruiming, dus had ze er echt een koopje aan.'
'Een koopje?' Caleb voelde aan de dunne stof. 'Zijn er echt mensen die zoiets midden in september dragen?' vroeg hij. 'Het is nou niet bepaald strandweer hier in Seattle.'
'Ze wilde langs de clubs gaan,' zei Deborah, haar best doend om behulpzaam te zijn. 'Daar kan het nogal warm zijn. Vooral als je wilt dansen, snap je?'
Caleb wist alles van dat soort clubs, maar niet doordat hij er recentelijk nog was geweest. Na zijn scheiding had hij er snel genoeg van gekregen.
'Dit is te vergezocht,' zei Holly. 'Kom, we gaan.'
Caleb hield haar tegen. 'Niet zo snel. Dit is beter dan niets. Ik stel voor dat we er een foto van maken en die voor de zekerheid aan de flyers toevoegen.'
Holly bekeek de outfit met kritische blik. Met een zucht zei ze: 'Als dat je een goed idee lijkt...'
'We nemen het,' zei hij tegen Deborah.
Terwijl hij betaalde, stak Holly haar arm door de zijne, net als toen ze nog getrouwd waren. 'Net als vroeger,' mompelde ze.
Omzichtig maakte Caleb zich van haar los. 'Ik blijf niet lang in Seattle,' merkte hij op, vastbesloten haar dat goed in te prenten.
Tegen de tijd dat Madison naar huis ging, was ze uitgeput. Tegelijk voelde ze zich opgelucht op het moment dat ze de Mukilteo-Clinton veerboot af reed, die haar van het vasteland over Puget Sound had overgezet. Na de onwelkome media-aandacht van de afgelopen twaalf jaar en de verpletterende teleurstelling die ze had gevoeld vanwege haar dochtertje toen Danny bij haar wegging, had ze zich zo ver mogelijk van Seattle willen vestigen. Opnieuw beginnen. Vergeten. Of zich verstoppen tot ze sterk genoeg was om de wereld weer onder ogen te zien.
Bij de scheiding had ze echter een contract ondertekend met de bepaling dat ze niet verder dan twee uur rijden van Danny vandaan mocht wonen. Danny en zij hadden samen de voogdij over Brianna, en hij woonde op Mercer Island. Bovendien voelde ze zich te verantwoordelijk voor haar moeder om haar zo in de steek te laten. Annette stond nu weliswaar positiever ten opzichte van een verhuizing dan voorheen, maar ze zou niet ver weg willen van de stad waar ze was geboren en getogen.
Whidbey was het compromis geworden waarnaar Madison op zoek was geweest. Door de zandstranden op het eiland, de groene bossen, oprijzende kapen en spectaculaire vergezichten op Puget Sound en de Cascade Mountains kreeg ze het gevoel mijlenver van de rest van de wereld te zitten. Toch was het in feite gewoon een voorstad, met fastfoodrestaurants, tankstations en supermarkten. En het was er... vertrouwd.
'Brianna!' riep Madison toen ze het kleine huis binnen ging. Ze had het gekocht van het bedrag dat ze bij haar scheiding had gekregen, samen met haar nieuwe makelaarsbedrijfje: South Whidbey Realty Company. Het huis lag net buiten Maxwelton Beach, weggedoken tussen een groepje dikke pijnbomen, en het deed haar denken aan een schilderij van Thomas Kinkade: romantisch, neigend naar het sprookjesachtige. Het was gebouwd van rode baksteen, bijna in zijn geheel bedekt met klimop, en minstens vijftig jaar oud. Alles was echter altijd liefdevol onderhouden, en de vorige eigenaars hadden er een fantastische tuin bij aangelegd. De vrijstaande garage deed aan een oud koetshuis denken en was een paar jaar geleden verbouwd tot een soort minicottage.
'Hé! Waar is mijn meisje?' riep ze weer. Ze zette haar aktetas neer in de gang.
Ditmaal werd de televisie uitgezet, en kwam Brianna aangerend, met Elizabeth, haar knuffelkonijntje, onder een arm geklemd. 'Mama! Je bent weer thuis!'
'Ja, lieverd, ik ben er weer.' Madison knuffelde en omhelsde haar dochtertje. 'Het spijt me dat ik weg moest. Ik moest oma helpen. Daarna moest ik nog langs kantoor om al het papierwerk dat ik vandaag niet heb kunnen doen, mee te nemen.'
'Waarom mocht ik niet met je mee naar oma? Ze vindt het toch altijd fijn als ik kom? En Elizabeth mist haar.'
'Jij en Elizabeth mogen elke week minstens één keer naar haar toe, meisje, en bovendien moest je naar school,' zei Madison. Ze zou Brianna onder geen beding meegenomen hebben naar de begraafplaats; ze probeerde haar dochtertje zo veel mogelijk buiten de narigheid rond haar opa te houden.
Achter Brianna kwam Joanna Stapley te voorschijn met een rugzak die ze net omhing. 'Goeie timing,' zei ze. 'Ik was net klaar met mijn huiswerk.'