Reading Online Novel

Tess Gerritsen(24)



Ze legde haar vork neer en keek weer langs de andere kinderen, van wie de meesten haar links lieten liggen, wat wederzijds was, naar de tafel waaraan Julian met dr. Isles zat. De vrouw die dode mensen opensneed. Meestal meed Claire de blik van volwassenen, omdat die haar een onbehaaglijk gevoel bezorgden en omdat ze te veel vragen stelden. Vooral dr. Anna Welliver, de psycholoog bij wie ze elke woensdagmiddag voor een gesprek moest komen. Dr. Welliver was best aardig en zag eruit als een gezellige grootmoeder, maar ze stelde elke keer dezelfde vragen. Of Claire ’s nachts vaak wakker lag. Wat ze zich van haar ouders kon herinneren. Of de nachtmerries al wat minder werden. Dacht ze soms dat de nachtmerries zouden verdwijnen als ze erover praatte of erover nadacht?

En hier heeft iedereen nachtmerries.

Ze liet haar blik over haar klasgenoten gaan en zag wat een buitenstaander niet zou opvallen. Dat Lester Grimmett aldoor naar de deur keek, om zich ervan te verzekeren dat zijn vluchtroute nergens door geblokkeerd werd. Dat de armen van Arthur Toombs bedekt waren met de lelijke littekens van brandwonden. Dat Bruno Chinn zijn eten razendsnel in zijn mond propte, voordat zijn ingebeelde ontvoerder het hem zou afpakken. We zijn allemaal geschonden, dacht ze, maar sommige littekens zijn beter zichtbaar dan andere.

Ze betastte haar eigen brandmerk, dat verborgen werd door haar lange blonde haar. Geribbeld littekenweefsel dat aangaf waar de chirurgen hun scalpels in haar huid hadden gezet en haar schedel hadden opengezaagd om bloed en kogeldeeltjes te verwijderen. Een brandmerk dat voor niemand zichtbaar was, maar waarvan zij het bestaan nooit kon vergeten.

Toen ze later klaarwakker in bed lag, wreef Claire zachtjes over de ribbel. Ze vroeg zich af hoe haar hersenen er onder die plek uitzagen. Hadden hersenen ook littekens? Zat daar net zo’n ribbel op? Een van de artsen – ze kon zich zijn naam niet herinneren, er waren er zoveel geweest in dat Londense ziekenhuis – had haar verteld dat de hersenen van kinderen beter genazen dan die van volwassenen, en dat ze geluk had dat ze pas elf was geweest toen ze was neergeschoten. Dat had hij letterlijk gezegd – dat ze geluk had gehad. Wat een eikel. Ze was snel hersteld, daarin had hij gelijk gekregen, ze kon normaal lopen en praten, maar ze haalde nu allemaal slechte cijfers omdat ze zich niet langer dan tien minuten ergens op kon concentreren. Ze was bovendien veel te heetgebakerd. Ze kon uitvallen op manieren waar ze zelf van schrok en waar ze zich later voor schaamde. Uiterlijk zag ze er normaal uit, maar ze wist dat ze dat niet was. Dat was ook de reden waarom ze om middernacht nog niet sliep. Zoals gewoonlijk.

Het had weinig zin om klaarwakker in bed te blijven liggen.

Ze stond op en deed het licht aan. Haar drie kamergenoten waren er de hele zomervakantie niet, dus had ze de kamer voor zich alleen en kon ze doen en laten wat ze wilde zonder dat iemand haar zou verklikken. Ze kleedde zich aan en glipte de kamer uit.

Toen ze de deur dichttrok, zag ze het hatelijke briefje dat erop geprikt zat: Claire is achterlijk.

Dat was natuurlijk het werk van Briana de Bitch, die elke keer dat Claire langskwam debiel fluisterde, en zich in de klas slap lachte als Claire over een snel uitgestoken been struikelde. Maar Claire had wraak genomen. Ze had een handvol slijmerige wormen in Briana’s bed gelegd. Haar gekrijs was de moeite dubbel en dwars waard geweest.

Claire trok het briefje van de deur, liep haar kamer weer in om een pen te pakken en schreef: Vergeet niet elke avond je bed te controleren. Op weg naar de hal prikte ze het briefje op de deur van Briana’s kamer en liep toen door, langs de kamers waar andere klasgenoten sliepen. Op de trap gleed haar schaduw als een geest met haar mee. Ze verliet het gebouw via de voordeur en bleef staan in het maanlicht.

Het was een merkwaardig warme nacht en de wind rook naar droog gras, alsof hij vanaf een grote afstand kwam aanwaaien en de geur met zich meebracht van prairies en woestijnen waar zij nooit zou komen. Ze haalde diep adem en voelde zich eindelijk vrij, voor het eerst die dag. Vrij van school, vrij van de docenten die haar de hele tijd in de gaten hielden, vrij van Briana’s getreiter.

Ze daalde moeiteloos de stenen trap af. In het heldere maanlicht zag ze genoeg. Het beweeglijke water van het meer sprankelde alsof het bezaaid was met glittertjes. Het lokte haar. Ze trok haar T-shirt omhoog om zich in het zijdeachtige water te laten glijden toen ze een stem hoorde.

‘Ben je nu alweer buiten?’

Ze draaide zich geschrokken om en zag een gedaante uit de schaduw van de bomen tevoorschijn komen. Ze herkende de gestalte meteen aan het brede silhouet en toen het maanlicht Will Yablonski bescheen, kon ze zijn gezicht met de mollige wangen duidelijk zien. Zou hij weten dat Briana hem achter zijn rug de grote witte walvis noemde? Dat hebben Will en ik in elk geval gemeen, dacht ze. We horen niet bij de cool kids.