Tess Gerritsen(27)
Haar ervaringen op dit gebied waren bedroevend. De afgelopen twee jaar had ze verstrikt gezeten in een relatie met een man die ze nooit zou kunnen krijgen, een relatie die van het begin af aan gedoemd was geweest in verdriet te eindigen. Ze had het geweten, maar als een junkie had ze de verleidingen niet kunnen weerstaan. Eigenlijk kwam verliefdheid daarop neer. Het was een verslaving. Hersenen die een overdosis adrenaline, dopamine, oxytocine en serotonine kregen. Chemische ontoerekeningsvatbaarheid waar dichters lyrisch over deden.
De volgende keer zal ik verstandiger zijn.
Ze liep naar het raam om de gordijnen te sluiten tegen het maanlicht dat volgens diezelfde dichters eveneens een bron van ontoerekeningsvatbaarheid zou zijn. Pas toen ze haar hand uitstak naar de gordijnen herinnerde ze zich het meisje dat ze daarnet had gezien. Ze keek ingespannen naar de beelden in het zilveren landschap van schaduwen en maanlicht, maar zag niets bewegen.
Het meisje was verdwenen.
Of was ze er helemaal niet geweest? vroeg Maura zich de volgende ochtend af toen ze weer uit het raam keek en een tuinman zag die op zijn knieën bezig was een heg te snoeien. Een haan kraaide luid en krachtig om zijn gezag te laten gelden. Alles zag er normaal uit nu de zon weer scheen. Een grote tegenstelling met de onaardse taferelen van de afgelopen nacht, toen de tuin in maanlicht had gebaad.
Er werd op haar deur geklopt. Het was Lily Saul die haar begroette met een opgewekt ‘Goedemorgen! Ik kom u uitnodigen voor een bespreking in de rariteitenkamer.’
‘Een bespreking? Waarover?’
‘Uw bezorgdheid over Evensong. Anthony zei dat u wat vragen had en die willen we graag beantwoorden.’ Ze wees in de richting van de trap. ‘De rariteitenkamer is op de begane grond, tegenover de bibliotheek. De koffie staat al klaar.’
Maura trof er niet alleen koffie aan, maar vijf mensen die afwachtend rond een grote tafel zaten. Ze keek om zich heen. De wanden van het vertrek werden geheel in beslag genomen door vitrines vol artefacten: beeldjes, stenen gebruiksvoorwerpen, pijlpunten, botten van dieren. Aan de vergeelde kaartjes was te zien dat het een oude verzameling was, misschien nog van Cyril Magnus zelf. Ze had al die schatten graag nader willen bekijken, maar nu eisten die vijf mensen haar aandacht op.
Sansone stond op en zei: ‘Goedemorgen, Maura. Mag ik je even voorstellen: de directeur van onze school, Gottfried Baum, die je al hebt ontmoet. Mevrouw Duplessis, docente literatuur. David Pasquantonio, botanie. En dit is dr. Anna Welliver, die als psycholoog aan de school verbonden is.’ Hij maakte een elegant gebaar naar de glimlachende, breedgebouwde vrouw aan zijn rechterhand. Ze moest zeker zestig zijn, had een grote bos zilverwit kroeshaar en zag er met haar hooggesloten omajurk uit als een bejaarde hippie.
‘Koffie, dr. Isles?’ Baum wees naar de koffiepot en de schaal met croissants en diverse soorten jam op de tafel. ‘Neem er gerust iets bij.’
Toen Maura naast directeur Baum plaatsnam, zette Lily een kop gloeiend hete koffie voor haar neer. De croissants zagen er aanlokkelijk uit, maar Maura hield het bij koffie en concentreerde zich op Sansone, die aan het hoofdeinde van de tafel zat.
‘Je hebt vragen over de school,’ zei hij. ‘Dit zijn de mensen die je antwoorden kunnen verschaffen.’ Hij knikte naar zijn metgezellen. ‘Waar maak je je precies zorgen over?’
Zijn formele manier van doen bracht haar een beetje uit evenwicht. Dat gold trouwens ook voor de sfeer in dit vertrek vol antiquiteiten en mensen die ze niet kende.
Ze besloot net zo formeel van wal te steken. ‘Ik ben van mening dat Evensong niet de juiste school is voor Julian.’
Directeur Baum trok verbaasd zijn wenkbrauwen op. ‘Heeft hij gezegd dat hij het hier niet naar zijn zin heeft, dr. Isles?’
‘Nee, dat niet.’
‘Denkt ú dat hij het hier niet naar zijn zin heeft?’
‘Nee, dat ook niet.’
‘Waarover maakt u zich dan zorgen?’
‘Julian heeft me het een en ander verteld over zijn klasgeno ten. Hij zegt dat ze allemaal op een gewelddadige manier familieleden hebben verloren. Is dat waar?’
Baum knikte. ‘Dat geldt inderdaad voor veel van onze leerlingen.’
‘Voor veel van hen? Of voor de meesten?’
Hij haalde toegeeflijk zijn schouders op. ‘Voor de meesten.’
‘Dit is dus een school voor slachtoffers van gewelddaden.’
‘Hemeltje, nee, niet voor slachtoffers,’ zei dr. Welliver. ‘Wij gebruiken liever de term overlevenden. Deze kinderen zijn hier omdat ze speciale zorg nodig hebben en wij weten hoe we hen kunnen helpen.’
‘Is dat uw taak, dr. Welliver? De kinderen helpen hun emotionele problemen aan te pakken?’
Dr. Welliver glimlachte welwillend. ‘De meeste scholen hebben een leerlingbegeleider.’