Reading Online Novel

Tegenlicht(68)



‘Ja. Heel graag. Waarom kan dat niet? Mijn moeder is niet gek.’

Zuster Ingrid kijkt me geschrokken aan. Ze legt een hand op mijn schouder. ‘Ze is ook niet gek. Niemand hier is gek. Je moeder is wel heel gevoelig. Ze heeft veel verzorging nodig, en aandacht. Iemand die steeds op haar let. Je vader kan dat niet, die moet werken.’

‘Ik kan het doen.’

‘Nee, jij moet naar school.’

‘Dan ga ik toch van school af?’

Ze schudt haar hoofd. ‘School is heel belangrijk.’

‘Mijn moeder is veel belangrijker.’

De liftdeuren gaan open. Zuster Ingrid loopt de lift uit, ik drentel achter haar aan. Ze bukt en kijkt me recht in mijn ogen. ‘Natuurlijk is je moeder belangrijk. Maar jij kunt haar niet helpen, Vera. Dat moet je maar aan ons overlaten. We zijn allemaal dol op haar. Als je later groot bent, kun je misschien zelf voor je moeder gaan zorgen. Nu gaat dat nog niet.’

‘Ik moet gaan,’ zeg ik.

Ze knikt naar me en duwt op een knop waardoor een van de houten voordeuren openzwaait. Ik hoor het mechanisme zoemen. ‘Zien we je hier nog eens, Vera?’

‘Ja!’ roep ik.

Als ik mijn tas bij de conciërge ophaal, springen een voor een de lantaarns op het terrein aan.

Ik moet nu echt opschieten.





37





Ik zat in kleermakerszit in een hoek van een van de banken met Lucien languit naast me, zijn blote voeten op het glazen salontafelblad. Aron zat op het kleed voor de bank met een glas wijn in zijn hand, de rest had zich verspreid over de tweezitter en de fauteuils die in een ruime boog om de tafel heen stonden. Het licht was gedimd. Er stonden kaarsen op tafel en halfvolle wijn- en bierflessen. Niemand van het gezelschap was op het idee gekomen om de tv of radio aan te zetten, zodat ik alleen de gesprekken aanhoorde. De stiltes werden opgevuld door een lage zoemtoon die zich in mijn rechteroor had genesteld. Pure vermoeidheid.

Het was bijna één uur in de nacht. Zo laat hadden we het de hele vakantie nog niet gemaakt, maar het was dan ook niet eerder voorgekomen dat we de volgende dag niets op de agenda hadden staan. Onze laatste vakantiedag zouden we luierend op het strand doorbrengen, en als afsluiter stond de barbecue gepland.

De symboliek daarvan ontging me niet. Het was Hans zijn grootste wens geweest om met zijn beide zoons te gaan zee-vissen in Florida, maar in wezen had hij met deze reis zijn complete gezin bij elkaar willen brengen. Voor zijn eigen gemoedsrust, of omdat hij dacht dat het beter was voor ons allemaal. Dat we op onze laatste avond in Florida gezamenlijk de door vader en zoons gevangen vissen zouden opeten was weliswaar niet de opzet geweest, maar de symboliek ervan ontroerde me. Het leek of iemand van bovenaf de regie had overgenomen.

Maar het was deze symboliek waarmee we het moesten doen, want er werd nog steeds met geen woord gesproken over Hans’ ziekte en zijn naderende einde. Ook nu niet.

‘Jongens, ik ga slapen,’ zei Lucien. Hij viste zijn strandslippers onder de bank vandaan.

Ik stond op en begon de glazen af te ruimen. De rest kwam nu ook in beweging.

Aron, Laura en Robert verdwenen naar het aangrenzende appartement, waar de kinderen al drie uur eerder in bed waren gelegd.

In de badkamer was ik voor het eerst sinds het diner alleen met Lucien.

‘Lucien, het zit me niet lekker,’ zei ik.

Hij stond zijn tanden te poetsen. ‘Wat?’

‘Dat telefoontje van vanavond…’

Hij ontweek mijn blik. Drukte zijn kin naar zijn borst en poetste harder. ‘Wat is daarmee?’

‘Was dat echt Frank?’

‘Wie zou het anders moeten zijn?’

‘Er was iets aan de hand. Ik zag het aan je.’

Hij spoelde zijn tandenborstel uit onder de kraan, zette hem weg. ‘Je ziet spoken.’ Hij nam mijn gezicht tussen zijn handen en keek me aan. ‘Spoken, Veer.’

Ik keek in zijn ogen, die me peilend opnamen. Ik wilde hem zo graag geloven, vertrouwen.

Lucien kuste me op de mond.

Ik beantwoordde zijn kus en kroelde met mijn vingertoppen door zijn haar. Lucien voelde zo vertrouwd, zo eigen. Er ging een warme tinteling door me heen toen hij zijn handen op mijn rug legde en me dichter tegen zich aan trok. Er drukte iets tegen mijn onderbuik.

Ik legde mijn hand erop, streelde hem.

‘Ik ben eigenlijk te moe,’ zei hij.

Zachtjes beet ik in zijn onderlip, bleef hem strelen.

‘Het is halftwee, Vera.’

‘Het is langer dan een week geleden.’

Lucien maakte zich los uit mijn omhelzing, rommelde in zijn toilettas en pakte er een condoom uit. Ik liet hem begaan – ik was al twee jaar aan de pil, maar dit was niet het moment hem daaraan te herinneren. Lucien gaf een klapje op mijn bil.

Overdonderd liet ik me de slaapkamer in drijven en schoof tussen de lakens. Hij was meteen bij me, op me, nestelde zijn heupen tussen mijn benen en begon hard tegen me aan te rijden.