Tegenlicht(66)
Papa greep mama’s armen beet, duwde haar terug de slaapkamer in.
‘Niet doen, niet doen!’ riep ze. ‘Laat me, klootzak, laat –’
Hij drukte haar tegen zich aan, klemde zijn armen stijf om haar heen, maar ze bleef worstelen om los te komen.
Mama loeide, ze snoof, haar ogen puilden uit.
Ze leek wel een dier.
‘Rustig, verdomme! Annie, doe normaal!’
Papa zag me staan, schreeuwde: ‘Wat had ik nou gezegd? Wegwezen jij!’
Het volgende moment trapte hij de slaapkamerdeur dicht.
‘Jij gaat naar school, Vera! Nu!’ bulderde papa aan de andere kant van de deur.
36
In het resortrestaurant voerden zwart en roodtinten de boventoon, op de grond lag vloerbedekking. We namen plaats op twee gestoffeerde banken die tegenover elkaar stonden.
De serveerster, een fris uitziende twintiger met een paardenstaart, deelde de menukaarten uit. Ze was vrolijk en lachte vriendelijk. ‘Welcome to our restaurant, my name is Kathy, I’m your waitress. Where are you from?’
Een standaardvraag in toeristisch Florida: hij was ons meermalen per dag gesteld, ook door andere toeristen en zelfs door een caissière bij Walmart.
‘We’re from Holland. Near Amsterdam,’ grapte Robert.
‘Oh, but I do know Holland!’ Ze kwam oorspronkelijk uit Californië – héél anders dan hier, zei ze, en ze rolde met haar ogen – en daar had ze regelmatig Nederlanders ontmoet. ‘I’d like to go there one day. It must be beautiful.’
Moeiteloos maakte ze de overstap naar de menukaart. We konden van alles een extra grote portie bestellen, een tweede schaal friet was gratis en voor alle frisdranken gold dat de eerste refill van het huis was – twee glazen voor de prijs van één, een concept dat we hadden leren kennen in eerder bezochte restaurants en fastfoodketens. De vis van de dag was zwaardvis.
Ze nam de drankbestelling op en verdween weer.
‘Nou, da’s makkelijk,’ zei Hans, en hij klapte de kaart dicht. ‘Zwaardvis it will be.’
‘Maak er maar twee van,’ zei Lucien naast me.
‘Ik neem een tonijnsalade.’
De kinderen wilden een hamburger.
Het was niet onze bedoeling geweest om uit eten te gaan, maar de luxe barbecueplaatsen bij het zwembad waren al bezet geweest. Dus hadden de mannen een deel van de vangst in plastic zakken gedraaid en in de koelkast gelegd.
Luciens telefoon maakte een brommend geluid. Hij pakte het ding uit zijn zak en keek erop. ‘Even wat brandjes blussen,’ mompelde hij, en hij schoof zijdelings van de bank.
Ik zag hem naar buiten lopen, langs de glazen pui het terras op. Daar bleef hij staan, onder een pergola aan de rand van het strand, met zijn rug naar het restaurant toe gekeerd.
Ik keek op mijn mobieltje. Hier in Ruskin was het halfacht; in Nederland halftwee ’s nachts.
Ik keek op en zag Aron peinzend naar Lucien kijken. Daarna zocht hij mijn blik. Ik sloeg meteen mijn ogen neer en deed alsof ik verdiept was in de menukaart.
Ik schaamde me.
Ik was bang dat hij het aan me kon zien.
Laura stootte me aan. ‘Wat neem jij, Vera?’
‘Ik weet het nog niet.’ Mijn ogen flitsten over de kaart. Honger had ik niet. Ik had geeneens trek. Terwijl ik de menukaart doorlas, moest ik denken aan al het eten dat vanochtend in de villa in Kissimmee in de vuilnisemmer was beland. Bakken vol koude pasta, aangebroken verpakkingen vleeswaren en yoghurt, een schaal kippenpoten, boter, opengedraaide potten jam; het moest van Hans allemaal worden weggegooid. Halfvolle wijnflessen waren leeggegoten in de spoelbak; de hele keuken had naar wijn geroken. Alleen boodschappen die nog in hun ongeopende verpakking zaten waren in een paar boodschappentassen geladen en achter in de auto gezet. ‘Eeuwig zonde van al dat goede eten,’ zou mijn oma gezegd hebben. ‘In de oorlog pleegden ze daar een moord voor.’ Ze bewaarde kliekjes afgedekt in schaaltjes in de koelkast, een dobbelsteentje uitgeharde kaas werd nog in cellofaan gedraaid. Beter mee verlegen dan om verlegen.
Ik keek naar buiten. Het telefoongesprek was nog steeds niet afgerond. Lucien wreef in zijn nek, leunde met een elleboog tegen een van de houten staanders van de pergola. Ik kon zijn gezicht niet zien.
‘Weet je het al?’
‘Een caesarsalade,’ zei ik, en ik deed de kaart dicht.
‘Die kan ik van harte aanbevelen,’ klonk het naast me in het Amerikaans.
De serveerster was terug. Opgewekt nam ze onze bestellingen op. Hans bestelde voor Lucien.
‘Houden jullie hier een soort familiereünie?’ vroeg de serveerster.
Iedereen knikte schaapachtig.
‘Zijn jullie hier ook met oud en nieuw?’
‘Nee,’ antwoordde Aron. ‘Overmorgen stappen we op het vliegtuig.’