Tegenlicht(4)
In de koelkast trof ik een dinerbord aan, volgeladen met boontjes uit blik, farfalle-pasta en kipfilet, afgedekt met cellofaan. Het geheel balanceerde gevaarlijk boven op een paar pakken yoghurt en jus d’orange. Ik plaatste het bord in de magnetron, duwde de oven dicht met mijn heup en wierp in één moeite door de lege verpakkingen weg. Begon alvast de vuile vaat in de afwasmachine te zetten en trok een paar vellen keukenpapier van de rol om achtergebleven vet uit de koekenpan te vegen.
Te midden van chaos kon ik niet eten. Lucien zag de rotzooi niet eens. Zijn fixatie op hygiëne en orde beperkte zich tot zijn werk.
‘Ja, logisch,’ hoorde ik Lucien opmerken. Hij klonk geagiteerd. ‘Zou ik ook gedaan hebben in zijn geval. Wat heb je gezegd?’
Ik liet warm water in de spoelbak stromen en deed er een scheut afwasmiddel bij. Waste de pannen af, haalde een vaatdoekje over het fornuis en het aanrecht.
Pas toen ik aanschoof met de opgewarmde prak, drukte Lucien de verbinding weg.
‘Geen pizza?’ vroeg ik.
‘Te lang in de oven laten liggen.’ Hij schoof zijn stoel naar achteren en goot zijn mok nog eens vol. Hield de koffiepot omhoog. ‘Jij ook?’
Ik kauwde op een stuk uitgedroogde kip. ‘Straks. Wie was dat, met wie je belde?’
‘Frank. Een van de schoonmaaksters loopt er de kantjes van af. Da’s blijkbaar al een poosje zo. Frank heeft met ’r gepraat, ze schijnt problemen thuis te hebben, maar ondertussen zitten we wel met twee boze klanten, van wie er één van het contract af wil.’ Hij pakte de afstandsbediening en zette het geluid van de flatscreen aan. We waren niet meer alleen, maar werden vergezeld door een nieuwslezer.
‘Je bent laat, trouwens,’ zei hij, boven het geluid van het journaal uit.
‘Er hebben vandaag twee meisjes een soort stage bij me gelopen, voor een project van school. Dat hield een beetje op.’
‘Niet meer doen dan, zulke flauwekuldingen. Heb je niks aan.’ Hij begon door zijn agenda te bladeren. ‘Had jij volgende week niet iets bijzonders te doen?’
Ik werd me bewust van mijn hartslag, mijn ademhaling. Zo nonchalant mogelijk vroeg ik: ‘De freelancersmeeting bedoel je?’
‘Ja, die.’ Lucien bladerde een paar pagina’s verder. ‘Wanneer is die?’
‘Donderdag.’ Ik bestudeerde zijn houding, maar die deed ontspannen en natuurlijk aan. Gerustgesteld richtte ik me op mijn bord en at zonder veel enthousiasme door.
‘Slaap je thuis?’
‘Nee,’ zei ik, en na een korte aarzeling: ‘Ik heb er een nachtje aan vastgeplakt, net als de vorige keer.’
‘Verstandig.’
‘Hm-hm.’ Ik richtte me op mijn eten om Lucien niet aan te hoeven kijken. In de twee jaar dat het speelde, had hij geen moment argwaan gekoesterd, nooit vraagtekens geplaatst. Maar toch.
‘O ja, voor ik het vergeet,’ ging hij verder. ‘Heb je vrijdagavond iets?’
‘Ik geloof van niet. Hoezo?’
‘Mijn pa belde; hij nodigt ons uit bij hen te komen eten.’
Ik fronste mijn wenkbrauwen. Bezoeken aan mijn schoonouders verliepen doorgaans uiterst moeizaam en werden gekenmerkt door zorgvuldig gekozen woorden en nerveuze stiltes. We kwamen er zelden.
‘Heb je ja gezegd?’
‘Ik had niet veel keus. Het was, geloof ik, niet echt een vraag.’ Lucien krabde in zijn nek en trok er een moeilijk gezicht bij. ‘Eerder een commando.’
‘Commándo? Jouw vader?’
Het hele werkzame leven van mijn vader, sergeant b.d. Theodorus Zagt, had in het teken gestaan van het Nederlandse leger. Van hem waren we commando’s gewend. Van Luciens vader niet.
Ik sprak uit wat we beiden dachten: ‘Zou er iets aan de hand zijn? Iets ernstigs?’
‘Als dat zo is, horen we het vrijdag vanzelf.’
Drie
Ze heette Pauline en ze had een moeder met een timmermansoog en een vaste hand. Hoog op haar schedel ontsprong een staart van goudblond haar, die schitterde als de zon erop scheen. Er waren meisjes in de vijfde die zich al opmaakten, onhandig met klonterige mascara en lippenstift die rook naar aardbeien, maar de donkere schaduwrand tussen Paulines wimpers zat daar van nature en haar lippen waren vol en blank.
Het incident gebeurde in dat jaar, dus ze zal niet ouder zijn geweest dan tien of elf. Ik was negen; een vroege leerling die maar niet wilde doubleren en al helemaal niet wilde groeien. Tijdens de gymles stonden de vierendertig leerlingen uit onze klas op lengte opgesteld, en in die laatste jaren op de lagere school was mijn plaats steevast vooraan. Pauline stond bijna achteraan. Ze was niet log of vadsig, zoals Leonie die de rij sloot, ze was eerder sportief en sterk, maar vooral imponerend met al dat strakke vlees en haar gebruinde huid – zo’n meisje dat in Amerika cheerleader zou zijn geworden.