Reading Online Novel

Stoner(34)



Ze zagen hem pas tegen het einde van de dinsdagmiddag, tijdens de bijeenkomst van de vakgroep, toen de inschrijving achter de rug was. Tegen die tijd, verdoofd door de twee voorgaande dagen, maar gespannen vanwege het begin van een nieuw studiejaar, was de vakgroep Engels Lomax al bijna weer vergeten. Ze zaten onderuitgezakt op een bureaustoel in een collegezaal in de oostelijke vleugel van Jesse Hall en keken in geringschattende doch gespannen afwachting omhoog naar het podium waarop Gordon Finch hen uiterst welwillend aanschouwde. Er ging een zacht geroezemoes door de zaal, stoelpoten schraapten, nu en dan lachte iemand met opzet – schor. Gordon Finch stak zijn rechterhand op, met de palm richting zijn toehoorders, en het geroezemoes verstomde een beetje.

Het verstomde zodanig dat iedereen de deur achter in de zaal kon horen opengaan en een karakteristiek, traag geschuifel van voeten over een kale houten vloer kon horen. Ze draaiden zich om en de gesprekken vielen stil. ‘Het is Lomax,’ fluisterde iemand, en het was duidelijk te horen en in de hele zaal te verstaan.

Hij was door de deur gekomen, sloot hem, stapte een paar passen voorbij de drempel en bleef staan. Hij was niet veel langer dan een meter vijftig en zijn lichaam was buitensporig misvormd. Een kleine bochel drukte zijn linkerschouder tegen zijn nek en zijn linkerarm hing slap omlaag. Zijn bovenlichaam was zwaar en boog voorover, zodat zijn evenwicht voortdurend verstoord leek. Zijn benen waren dun en als hij liep, hinkte zijn stijve rechterbeen. Even bleef hij staan, met zijn blonde hoofd naar beneden gebogen, alsof hij zijn bijzonder glimmende zwarte schoenen en de scherpe vouw in zijn zwarte broek inspecteerde. Toen richtte hij zijn hoofd op en stak zijn rechterarm naar voren, waardoor een lange witte manchet met een gouden manchetknoop zichtbaar werd. Er stak een sigaret tussen zijn lange bleke vingers. Hij nam een forse trek, inhaleerde en blies de rook in een dun straaltje weer uit. En toen konden ze zijn gezicht zien.

Het was het gezicht van een filmster. Lang, dun en beweeglijk, en toch met uitgesproken trekken. Zijn voorhoofd was hoog en smal, met dikke aderen, en zijn dikke golvende haar, met de kleur van rijpe tarwe, was achterovergekamd tot een theatraal pompadoerkapsel. Hij liet zijn sigaret op de vloer vallen, vermorzelde hem onder zijn zool, en nam het woord.

‘Ik ben Lomax.’ Hij zweeg even. Zijn stem, krachtig en laag, articuleerde de woorden heel precies, met een dramatische resonantie. ‘Ik hoop dat ik uw bijeenkomst niet heb verstoord.’

De bijeenkomst ging door, maar niemand besteedde veel aandacht aan wat Gordon Finch zei. Lomax ging in zijn eentje achter in de zaal zitten, rokend en kijkend naar het hoge plafond, zo te zien zonder weet te hebben van de hoofden die zich nu en dan omdraaiden en naar hem keken. Na afloop van de bijeenkomst bleef hij in zijn stoel zitten en liet zijn collega’s op hem af komen, zich voorstellen en zeggen wat ze te zeggen hadden. Hij begroette elk van hen kort, met een merkwaardig spottende hoffelijkheid.

In de weken die volgden werd duidelijk dat Lomax niet van plan was zich in de sociale, culturele en academische routine van Columbia, Missouri, te mengen. Hoewel hij op ironische wijze vriendelijk met zijn collega’s omging, nam hij geen uitnodigingen aan en nodigde ook niemand uit. Hij woonde niet eens het jaarlijkse open huis van decaan Claremont bij, ook al was de bijeenkomst zo’n traditie dat aanwezigheid bijna verplicht was. Hij werd bij geen enkel universitaire muziekuitvoering of lezing gezien. Volgens horen zeggen waren zijn colleges levendig en gedroeg hij zich in de collegezalen excentriek. Hij was een populaire docent. Tijdens zijn vrije uren dromden studenten zich samen om zijn bureau en in de gangen liepen ze achter hem aan. Het was bekend dat hij nu en dan groepjes studenten in zijn appartement uitnodigde, waar hij hen met praatjes en opnames van strijkkwartetten vermaakte.

William Stoner had hem graag beter leren kennen, maar wist niet hoe hij dat moest aanpakken. Hij sprak met hem als hij iets te zeggen had en nodigde hem uit voor een etentje. Toen Lomax reageerde zoals hij bij iedereen reageerde – ironisch beleefd en onpersoonlijk – en toen hij de uitnodiging om te komen eten afwees, kon Stoner niks anders bedenken.

Het duurde een poosje voordat Stoner in de gaten kreeg wat hem in Hollis Lomax aantrok. In Lomax’ arrogantie, welbespraaktheid en vrolijke verbittering herkende Stoner – vervormd maar herkenbaar – iets van zijn vriend David Masters. Hij had met hem willen praten alsof hij met Dave sprak, maar dat lukte hem niet, zelfs niet nadat hij die wens aan zichzelf had toegegeven. Hij was de onbeholpenheid van zijn jeugd nog niet kwijt – wel de gretigheid en rechtlijnigheid die vriendschap mogelijk gemaakt konden hebben. Hij wist dat hij iets onmogelijks wilde en dat speet hem.