Reading Online Novel

Stil Bloed(35)



Toen haar vriendin weer naar huis was, gooide ze haar rugzak over haar schouders en haalde haar fiets uit de kelderstalling. Tien minuten later stond ze voor de meterslange rekken in haar favoriete supermarkt en vroeg ze zich vertwijfeld af wat ze zou klaarmaken die avond. Ze had Simon en zichzelf een uitgebreid dineetje beloofd, deels omdat ze zin had om nog eens haar hele keuken op stelten te zetten, deels omdat het koken haar rust gaf en haar zinnen verzette. Toen ze thuiskwam, was Simon er net.

Ze hadden een aangename, intieme avond samen. Liese had haar lievelingsslaatje met spekjes en geitenkaas gemaakt en het laten volgen door gegrilde tonijn, ze hadden een goede fles gekraakt en daarna wat gelezen en gepraat, en Simon was continu happy geweest omdat hij, in de nauwelijks vier uur dat hij in de antiekzaak had gestaan, enkele waardevolle stukken had verkocht. Hij zag er sowieso veel beter uit dan enkele dagen tevoren, merkte Liese op, alsof er niet alleen van haar schouders maar ook van de zijne een groot gewicht was gevallen. Toch was ze er soms niet bij met haar gedachten, ondanks de zalige avond: haar gedachten dwaalden meer dan eens af naar Laura. Waar ze nu was. Waar ze zou kunnen zijn.

Op zondag zat de verdwijning van het meisje in het ochtendnieuws op de radio.

‘In Oostende wordt verder gezocht naar de negentienjarige Laura Magits, die al sinds vrijdagmiddag verdwenen is. De Cel Vermiste Personen is erg ongerust. Vrijdagochtend vertrok het meisje met de fiets naar een vriendin. Haar fiets werd intussen teruggevonden langs die route, maar zijzelf is spoorloos. Laura Magits is slank gebouwd en één meter zeventig groot. Ze heeft zwart haar en blauwzwarte ogen. Zij droeg op het moment van de verdwijning een zwarte jeans, een oranje trui en sjaal en een zwarte regenjas. Wie informatie heeft, wordt verzocht om contact op te nemen via het gratis noodnummer van Child Focus, 166 000.’

Haar fiets was dus blijkbaar teruggevonden, dacht ze. Simon zat aan de grote tafel en werkte aan zijn tentoonstelling, The Köln Concert van Keith Jarrett vloeide zacht door de woonkamer en Liese was zonder veel planning aan een opruimactie in haar kleerkasten begonnen. Keer op keer kwamen haar gedachten terug bij de ontmoeting met Laura, die avond op het feestje in het museum. Dat ze zei dat ze het niet erg vond om alleen te zijn. Dat ze vaak alleen was. En niet alleen dát ze het zei, maar ook de manier waarop: alsof het niet echt over haar ging. Ook daarna, tijdens de ontmoeting met haar ouders, was het alsof ze er niet echt bij hoorde, er niet bij wilde horen. Of misschien erger nog, dacht Liese: had ze toen al besloten dat het voor haar allemaal niet meer hoefde? Liese dacht terug aan een zaak waaraan ze een goed half jaar geleden had gewerkt: een student was verdwenen, een uitstekende student uit een warm gezin, met veel vrienden en alle materiële welstand die hij wenste. Er was dagenlang naar hem gezocht, en na vier dagen was zijn lichaam gevonden, met twee lege doosjes pillen en een vaag afscheidsbriefje. Over hoe leeg hij het leven had gevonden, leeg en nutteloos, en hoe hij hoopte dat ze hem niet te erg zouden missen. Zijn moeder was bijna doormidden gebroken toen Liese haar het nieuws was gaan vertellen. De jongen was, net als Laura Magits, nauwelijks negentien jaar oud geweest.

’s Middags gingen Liese en Simon al terug naar Oostende.





7


Op maandagochtend werden ze vroeger dan gepland gewekt door het gebeier van een kerkklok, enkele straten verder.

‘Ah nee, verdorie.’ Liese kreunde. ‘Het is midden in de nacht. Wat zijn dat hier voor pilaarbijters?’

Simon keek op zijn horloge. ‘Het is zes uur.’

‘Dat zei ik toch.’

‘Ik vind dat niet eens zo erg’, zei hij plagerig. Zijn stem was hees. ‘Een beetje religie in het leven, dat geeft houvast. Bovendien…’

‘Liefje?’ vroeg Liese slaperig, met haar ogen halfdicht. ‘Rustig. Geen theologische discussie. Speel nu gewoon even mee. Ze hebben me wakker gemaakt en ik ben nog moe, dus ik mopper, oké? En geef me nu een knuffel.’

De knuffel leidde tot nog een knuffel en tot een lome vrijpartij, waarna ze allebei opnieuw in slaap vielen. Toen Lieses gsm naast haar bed begon te rinkelen, was het na acht uur.

‘Met mij’, zei hoofdinspecteur Borms.

Later had Liese kunnen zweren dat ze het toen al wist. Dat die twee woorden van Lino genoeg waren geweest.

‘Steven Magits heeft daarnet een pakje gekregen’, zei Borms. ‘Aan hem geadresseerd, waarschijnlijk vannacht in de brievenbus van de zaak gedeponeerd.’

Ze slikte.

‘Er zat een lappenpop in, Liese.’

Een uur later zat ze, nog steeds in haar slaapshort, aan de keukentafel en legde haar telefoontje neer. Lino Borms had haar verteld dat Tango Charlie een uitbrander van de korpschef had gekregen omdat hij zo lauw op de oproep van Magits had gereageerd.