Spoor(55)
Dat zit er niet. Vlo komt het winkeltje uit met twee bruine papieren zakken. Als we weer rijden, haalt ze er voor mij een doosje pijnstillers uit, broodjes, koffie en cola. Ze geeft Lourens te eten en te drinken, zorgzaam. Ze heeft nu een soort vastberadenheid, een innerlijke kracht.
Ik heb me in haar vergist.
Lourens zet de radio aan. We luisteren naar het nieuws op rsg, al het onheil van het land en de wereld, dat we onszelf hebben aangedaan, zonder uitzondering. Annus horribilis.
Tien voor halfzes stopt hij. Ze klauteren naar achteren, zij met haar dokterstas. Hij om haar te helpen de dieren te kalmeren. Ik sta naast de Mercedes nutteloos te zijn en kijk hoe een tractor ploegstrepen over het land trekt.
Vlak voordat we wegrijden, belt Nicola. ‘We liggen achter op schema...’ zegt Lourens. En: ‘Ik schat zo tegen een uur of zeven vanavond. Nee, alleen... alleen een beetje moe... verder is alles oké.’
En dat klopt. Wat schieten we ermee op om de gebeurtenissen van vannacht te vertellen?
Voorbij Hartebeesfontein wordt het zwijgen van Lourens haar te veel. Ze zegt: ‘Vertel eens iets over de Bo-Karoo,’ met een zachte, intieme stem, als die van een geliefde. Hij haalt diep adem voordat hij antwoord geeft, eerst alleen oppervlakkig en beleefd. Ze blijft hem uithoren. Over zijn familie, over hemzelf. Dat is haar strategie. Een goede. Lourens’ stem krijgt geleidelijk weer kracht, een pijnlijk langzame terugkeer naar wie hij was. Hij is nog jong, denk ik. En taai. Misschien komt hij er wel weer overheen.
De pijnstillers maken me loom. Ik vecht ertegen en gebruik mijn frustratie, mijn woede als boksbal. Diederik Brand. Ik verheug me op ons weerzien. En Inkunzi. Ik ga naar hem op zoek. Ik zal hem laten knielen, met de Glock tegen zijn achterhoofd. Hem zijn zelfrespect afpakken zoals hij met Lourens heeft gedaan, schieten, en kijken hoe zijn lijf schokt van de schrik. Laat hem maar voelen hoe het is om de dood te zien.
Ik word wakker van mijn telefoon. Mijn lichaam is pijnlijk en stijf, ik zoek hem in mijn broekzak, druk op het verkeerde knopje en het apparaat zwijgt onmiddellijk.
‘Waar zijn we?’ Ik zie op de digitale klok op het dashboard dat het 8.41 uur is.
‘Vlak voor Hertzogville. U hebt lekker geslapen, oom.’
Lemmer, de wakkere lijfwacht.
Ik kijk wie er belde. Jeanette. Ik bel haar terug.
‘Hoe gaat het?’ vraagt ze, zoals gewoonlijk vol ochtendvuur en geestdrift.
‘We schieten op.’ Ik zal haar later alles vertellen, als ik alleen ben.
‘Je vriend Diederik heeft nog niet betaald.’
‘Hij is mijn vriend niet.’
‘Ik dacht dat jullie allemaal maatjes waren daar in die negorij.’
‘Ik zie hem vanavond. Dan zal hij zeker betalen.’
‘Het klinkt een beetje alsof deze rit niet alles is waar je van hebt gedroomd.’
‘Ik bel je vanavond.’
‘Is alles oké, Lemmer?’
‘Het komt goed.’
Ze heeft het direct door. ‘Je kunt nu niet praten. Moet ik me zorgen maken?’
‘Nee.’
‘Bel me zodra het kan,’ met onrust in haar stem.
Ze laat niet met haar mensen sollen.
31
Vrijwel alle denkbare handelingen laten kenmerkende markeringen achter, die het de spoorzoeker mogelijk maken de activiteiten van het dier te reconstrueren.
– De kunst van het spoorzoeken: Interpretatie van sporen
Lourens ontdooit. Hij zegt tegen Vlo: ‘Jij houdt veel van neushoorns.’
Een schouderophalen dat ‘niet per se’ zegt. ‘De hoeklip is bedreigd.’
‘De hoe-klip?’
‘De “hook-lip”. Dat is de juiste benaming voor de zwarte neushoorn. De witte neushoorn is de “square-lip”. Als je goed kijkt, zie je het verschil duidelijk.’
‘Hoe bedreigd?’
‘In 1970 waren er vijfenzestigduizend, in 1993 nog maar tweeduizend.’
‘Op de wereld?’
Ze knikt. ‘Voor zesennegentig procent uitgemoord.’
‘Jissie. En nu?’
‘Zo’n drieduizendzevenhonderd.’
‘Oké,’ zegt Lourens. ‘Nu snap ik het.’ En dan: ‘Is het vanwege de hoorns? Omdat de Chinezen geloven dat de hoorns je... vruchtbaar maken...’
‘Nee, dat is een mythe. Ze geloven dat het tegen koorts helpt. Daarvoor worden de meeste hoorns vermalen. Ongeveer een derde wordt gebruikt om ornamenten van te maken. En bewerkte dolkheften. In Jemen en Oman is een dolk met een heft van rinoceroshoorn een enorm statussymbool.’
‘Maar de aantallen stijgen nu weer?’
Ze snuift verontwaardigd. ‘Niet lang meer. Vorig jaar hebben ze zesendertig zwarte neushoorns in onze nationale parken doodgeschoten, en nog eens vijftig in particuliere wildparken...’
‘Wie?’
‘Dieven. Stropers. Ze stelen allemaal samen, blank en zwart. In Kongo en Zim is de slachting nog veel groter, want het kan niemand iets schelen, niemand houdt ze tegen. Afgelopen jaar hebben ze in Zim vier kerels opgepakt die hebben bekend dat ze achttien neushoorns hebben vermoord. En toch liet de politie ze gewoon lopen.’