Spoor(14)
Milla vraagt zich af waarom ze haar fictieve ambitie niet hoger mag leggen, naar de functie van hoofdredacteur bijvoorbeeld.
Vlak voor de lunch ontmoet ze haar nieuwe baas, mevrouw Killian, de chef van het Rapportageteam, zoals de instructeur het noemt. Milla herkent haar, zij was bij het laatste gesprek een van de mensen die zwijgend bij de muur zaten, degene die er goedig uitzag, als iemands oma. Er is alleen tijd om haar andere collega’s snel een hand te geven – de spectaculaire Jessica, woest rood haar en een magnifieke boezem – en twee kale knarren van wie ze de naam niet heeft onthouden.
Ze beseft dat ze te netjes gekleed is, want Jessica draagt een oude, oversized trui op een spijkerbroek, en een van de mannen een das bij een geruite spencer.
(2 september 2009. Woensdag.)
Janina Mentz kijkt lang naar het bericht in Die Burger, onder de kop Nieuwe vragen over wapens.
Dan trekt ze met een glimlachje de la van haar bureau open, pakt een schaar en knipt het bericht uit.
Voordat ze het zorgvuldig in een nieuwe map archiveert, leest ze het nog een keer. Vooral de vijfde alinea, waarin David Maynier, een parlementslid van de Democratische Alliantie, wordt geciteerd: ‘Wat hier gebeurt, is verkeerd. We staan op het punt vliegeniersoveralls te leveren aan piloten van president Mahmoud Ahmadinejad van Iran, eerder verkochten we al granaatwerpers en raketten die gebruikt kunnen worden om kernwapens te lanceren aan kolonel Moammar Gaddafi van Libië, en geweren aan president Hugo Chávez van Venezuela. De regering zal moeten uitleggen waarom er wapens aan een hele reeks schurkenstaten worden verkocht, en nog illegaal ook.’
Om 10.14 uur op woensdagochtend 2 september stopt de rode Toyota Corolla met een Oost-Kaaps kenteken voor de Chamberlainstraat 16A. Het huis is een van zes schakelwoningen, elk in een andere, felle kleur geschilderd. Nummer 16A is een onbeschrijfelijk paarsroze, met rood op de punten van de zuiltjes naast het al even rode tuinhek. Een man en vrouw van een jaar of dertig, kleurlingen, stappen traag uit de auto, rekken zich uit alsof ze een lange, vermoeiende reis hebben gehad, lopen naar het rode hekje en gaan naar binnen. De jonge man haalt sleutels uit zijn zak en doet de voordeur open. Ze verdwijnen in het huis, dat sinds de vorige dag leegstaat.
Nog geen kwartier later stopt een vrachtwagen voor de deur. Op de zijkant staat: afriworld removals, port elizabeth.
Het stel komt naar buiten, begroet de bestuurder en gebaart naar het huis.
Van schuin aan de overkant, achter het bovenraam van nummer 15, houdt Baboo Rayan, loopjongen van de Supreme Committee, alles nauwkeurig in de gaten: het openmaken van de deuren van de vrachtwagen, het naar binnen dragen van het eenvoudige middenklasse meubilair.
Tijdens de vergadering aan het eind van de middag rapporteert Masilo aan Mentz dat de twee operators succesvol zijn geïnstalleerd tegenover het huis van de Supreme Committee. (Masilo heeft het woord ‘agent’ uit het woordenboek van de pia verbannen. ‘We verkopen geen verzekeringen,’ was zijn onverzettelijke standpunt.) ‘De operators zullen zich de komende twee weken heel gedeisd houden, mevrouw. Hij begint morgen in zijn baan bij een auto-onderdelenbedrijf in de Victoriastraat. Zij gaat voorlopig huisvrouw spelen en beginnen met de fotosurveillance van de Chamberlainstraat 15. We hebben de apparatuur voor het afluisteren van stemmen en mobiele telefoons in de meubels verborgen. Hij zal vanavond alles opstellen en we zouden morgen operationeel moeten zijn. Dan is er alleen nog het installeren van de elektro-akoestische microfoon, maar dat kunnen we pas doen wanneer we helemaal zeker zijn van hun bewegingen...’
‘Goed werk, Tau.’
‘Dank u, mevrouw.’
Ze kijkt naar Rajkumar. Ze weet dat de Indiër goed nieuws heeft. Hij zit al sinds het begin van de vergadering zelfvoldaan te grijnzen.
‘Raj?’
‘Julius Shabangu, onze topcrimineel uit Jo’burg. We hebben heel interessante informatie verworven.’
Mentz trekt haar wenkbrauwen op.
‘We hebben afgelopen week twee auto’s, vermomd als bewakingspatrouilles van de Eagle Eye Company door Shabangu’s wijk laten rondrijden,’ zegt Rajkumar en hij wacht tot Janina Mentz de ironie en scherpzinnigheid op waarde kan schatten.
Ze knikt alleen even.
‘Hoe dan ook, ze hebben het mobiele telefoonverkeer in de gaten gehouden. We hebben veel data verwerkt en het goede nieuws is, dat we twee mobiele nummers hebben die waarschijnlijk van hem of zijn mensen zijn...’
‘Waarschijnlijk?’
‘Mevrouw, er zijn meer dan twintig huizen in het blok, en er is veel telefonisch verkeer. Maar de betreffende gesprekken corresponderen met de momenten dat Shabangu en zijn staf thuis waren. We hebben ze nu geïsoleerd en gaan vanaf vanavond afluisteren. Maar nu komt het interessante. Ze hebben met Harare gebeld. Twee gesprekken vanaf twee verschillende mobiele telefoons, naar hetzelfde nummer in Zim.’